Hoofdlijnenakkoord

HOOP, LEF EN TROTS 

Hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 van PVV, VVD, NSC en BBB

Nederland is een prachtig land.
Een land om trots op te zijn.
Wij moeten hard werken om het vertrouwen van Nederlanders te verdienen.
Iedere dag opnieuw.
Want vertrouwen is niet vanzelfsprekend.
Politiek en bestuur hebben ondanks goede bedoelingen de afgelopen jaren steken laten vallen, door de zorgen van mensen niet altijd serieus te nemen.
Wij slaan een nieuwe weg in.
Met een programkabinet waarin PVV, VVD, NSC en BBB mensen houvast en steun bieden.
Een kabinet dat lef toont en trots uitstraalt. Een kabinet dat hoop geeft.
Of het nou gaat om bestaanszekerheid, zorg of geld in de portemonnee, of het beschikbaar zijn van voldoende woningen, onze ambitie is groot.
We willen ook de veel te hoge instroom van asielzoekers en immigranten keren.
We willen dat boeren, tuinders en vissers weer een toekomst hebben.
We zien een overheid die een baken van betrouwbaarheid is voor alle Nederlanders.
Mensen die rechtszekerheid en goed bestuur verdienen. Met veiligheid voor hun gezin in de eigen buurt.

Daarom zetten PVV, VVD, NSC en BBB in dit akkoord deze concrete stappen:

Lastenverlichting vanaf 2025, gericht op de hardwerkende Nederlanders, jong en oud, zoals de middeninkomens, ondernemers. En ook voor mensen in de knel en hun bestaanszekerheid.
Het strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit.
Een grote impuls in woningbouw, infrastructuur, bereikbaarheid en energietransitie.
Meer dan halveren van het eigen risico in de zorg tot het niveau van 165 euro in 2027 en investeren in de ouderenzorg.
Baas in eigen bedrijf in landbouw en visserij; een impuls voor een toekomst van deze sectoren en voor voedselzekerheid voor ons allemaal.
Meer zeggenschap van burgers door een ander kiesstelsel en versterking van grondrechten door een constitutioneel hof.
Nederlanders veilig houden door een stevige aanpak van criminaliteit en terreur.

We leven in tijden van grote spanningen, zoals de Russische inval in Oekraïne. De wereldeconomie staat onder druk. Er zijn nieuwe, ernstige bedreigingen voor de veiligheid van onze samenleving en de stabiliteit van de democratische rechtsorde vanuit verschillende statelijke en niet-statelijke actoren.

Deze bedreigingen zijn er niet alleen op afstand, maar ze nemen toe en komen ook snel dichtbij. Dit vraagt nu het tijdig treffen van adequate voorbereidingen, alertheid en versterking van weerbaarheid in brede zin, ook van burgers en bedrijven.

Het nieuwe kabinet gaat werk maken van een regeerprogramma op basis van dit hoofdlijnenakkoord met de volgende 10 hoofdpunten:

1. Bestaanszekerheid en koopkracht
2.Grip op asiel en migratie
3.Wonen en volkshuisvesting, infrastructuur, openbaar vervoer en luchtvaart; elke regio telt
4.Een goede toekomst voor landbouw en visserij, voor voedselzekerheid, voor natuur
5.Energie, leveringszekerheid en klimaatadaptatie
6.Toegankelijke publieke voorzieningen; zorg en onderwijs
7.Goed bestuur en een sterke rechtsstaat
8.Nationale veiligheid
9.Internationale veiligheid
10.Solide overheidsfinanciën, economie en vestigingsklimaat

Het waarborgen van de democratische rechtsstaat en stabiele overheidsfinanciën vormen onmisbare randvoorwaarden. Het kabinet verwerkt dit hoofdlijnenakkoord in een regeerprogramma.

Bestaanszekerheid en koopkracht

Nederland is één van de meest welvarende landen in de wereld. Onze economie is sterker uit de crises gekomen en er waren nog nooit zoveel banen. Onze sterke economie draait op alle Nederlanders die elke dag hard werken of ondernemen en zo bijdragen aan onze welvaart.
Toch zijn veel Nederlanders juist bezorgd geworden over hun toekomst. Ze zijn onzeker over hun dagelijks bestaan en hun levensonderhoud, maar ook over de kosten van basisbehoeften (voedsel, wonen, energie) en de zekerheid daarvan op middellange termijn. Het gaat om de hoogte van het inkomen, om de inkomenszekerheid maar ook om de toegankelijkheid en beschikbaarheid van wonen (bijvoorbeeld voor starters), zorg en onderwijs. Deze zorgen leven niet alleen bij mensen met een lager inkomen, maar ook bij de middeninkomens.
Daar komt bij dat inkomensondersteunende regelingen van de landelijke en gemeentelijke overheid, zoals de toeslagen, te ingewikkeld zijn of tegen elkaar inwerken. Vooral voor mensen die kwetsbaar zijn is dit geheel moeilijk te doorgronden.
Er zijn nu maatregelen nodig die mensen direct merken in de portemonnee, waardoor ze meer loon naar werken krijgen. Maatregelen die gericht zijn op zekerheid en meedoen op de arbeidsmarkt, die niet verder nivelleren en tegelijkertijd (kinder-)armoede in Nederland voorkomen. Het nieuwe kabinet streeft er dan ook naar om de (kinder-)armoedecijfers niet uit te laten komen boven het referentiejaar 2024. Daarnaast zijn er maatregelen nodig die inhouden dat meer werken ook betekent dat mensen erop vooruitgaan, met specifieke aandacht voor werkenden met een middeninkomen.

1. 

Maatregelen voor wonen, onderwijs en ondernemerschap komen verderop aan de orde. Voor inkomen, koopkracht en zorg gaat het om:
Meer loon naar werken door een lastenverlichting op arbeid en verlaging van de marginale druk voor burgers, bijvoorbeeld via het introduceren van een extra schijf in de Inkomstenbelasting.
Een knelpuntenaanpak voor specifieke groepen onder het bestaansminimum, onder wie werkende armen.
Meer dan halveren van het eigen risico in de zorg tot het niveau van 165 euro in 2027.
Zekerheid op de arbeidsmarkt wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld voor echte zelfstandigen (zzp’ers) in het zelfstandigenbeleid en door regulering van de uitzendsector. Daarnaast streven we naar meer vaste contracten voor werknemers. Daartoe wordt de wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) voortgezet.
De verbetering van (gemeentelijke) schuldhulpverlening wordt doorgezet, met focus op aanpak van de problematiek bij de bron.
De stelselherziening kinderopvang (bijna gratis voor werkende ouders en overheveling naar instellingen) wordt doorgezet.
Stapsgewijs wordt gewerkt aan verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen, zodat werken meer loont. Wetgeving wordt voorbereid voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel.
2.
Grip op asiel en migratie
Nederland is een van de dichtst bevolkte landen in Europa met een fors toegenomen en aanhoudend stijgende (asiel-, arbeids-, kennis- en studie en gezins-) migratie, die hard drukt op wonen, zorg, onderwijs en financiële middelen, en op de sociale samenhang in ons land. Beperking van de omvang van en grip op alle soorten migratie naar Nederland, zo snel als mogelijk, is noodzakelijk, voor nu en voor de langere termijn. Er worden concrete stappen gezet naar het strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit.
Het hele asiel- en migratiestelsel wordt hervormd, de instroom gericht en maximaal teruggedrongen met een breed pakket maatregelen zodat een oplossing wordt geboden voor de huidige acute situatie, met plek voor wie hier echt mag blijven en draagvlak te behouden.
Ten eerste wordt de uitzonderingsbepaling van de Vreemdelingenwet 2000 (op grond van de artikelen 110 en 111) zo spoedig mogelijk geactiveerd. In de daartoe benodigde algemene maatregel van bestuur, dragend gemotiveerd, worden die bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 buiten werking gesteld die in de weg staan om de acute noodsituatie, voor de asielinstroom in het algemeen en de asielopvang in Ter Apel en de overige asielcentra in het bijzonder, direct aan te pakken, dan wel die bepalingen te vervangen met het oog op het bereiken van dit doel.
Ten tweede komt er direct een tijdelijke Asielcrisiswet met crisismaatregelen om de acute asielinstroom en -opvangcrisis voor de komende tijd te bestrijden, onder meer door intrekking van de Spreidingswet. Op grond van deze Asielcrisiswet zullen de daarin opgenomen bevoegdheden ingezet worden om voor de duur van maximaal twee jaar:

Registratie af te dwingen en de behandeling van asielaanvragen op te schorten (‘asielbeslisstop’), het recht op opvang zal gedurende de opschorting gedifferentieerd worden beperkt en sterk worden versoberd.
Mensen zonder een geldige verblijfstitel zo veel mogelijk, ook gedwongen, uitzetten.
Van de Huisvestingswet af te wijken door een verbod in te stellen op het geven van voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders op grond van het feit dat zij statushouders zijn.
In deze Asielcrisiswet worden waar mogelijk eerste stappen voor structurele maatregelen al getroffen, zoals versterking van grenscontroles en -bewaking, waaronder aanscherping van mobiel toezicht veiligheid (mtv), mede in relatie tot grenstoezicht op basis van de Schengengrenscode. De nationale asielketen wordt versterkt door deze onder eenduidige regie van de eerstverantwoordelijke bewindspersoon te brengen.
Ten derde zal een opt-out clausule voor het Europees asiel- en migratiebeleid zo snel mogelijk bij de Europese Commissie worden ingediend. Met gelijkgezinde en met omringende landen wordt intensief samengewerkt om in tijden van een gezamenlijke crisis door instroom adequaat op te kunnen treden (‘mini-Schengen’), in aanvulling op het structureel intensiveren van mobiel toezicht veiligheid.
Ten vierde moet Nederland, om de asielinstroom te beperken, structureel tot de categorie lidstaten met de strengste toelatingsregels van Europa behoren. Daarom:
Verscherping toelatingsprocedure (aanpassing bewijslastverdeling, geen beloning voor opzettelijk identiteit niet aantonen, aanpassing en handhaving criteria veilig land en handhaving Dublin-verordening, uitlezen mobiele telefoons, beperking rechtsbijstand).
Structureel intensiveren in mobiel toezicht veiligheid, grenscontroles en grensbewaking. Irreguliere migranten aangetroffen bij deze controles aan de landsgrenzen direct terugsturen naar Duitsland en België, onder meer bij het ontbreken van een geldig identiteitsbewijs.
Het landenbeleid wordt fors aangepast. Nederland is op dit moment te aantrekkelijk voor asielzoekers; de inwilligingspercentages moeten van boven naar onder het Europees gemiddelde, onder meer door bewijslastomkering, zodat het niet aan de IND is om te bewijzen dat iemand geen recht heeft om hier te verblijven.
Invoering tweestatusstelsel met inbegrip van de instroom-reducerende beperkingen, waaronder:
 geen automatische gezinshereniging van subsidiair beschermden, eno forse beperking na-reizigers, inclusief beperking tot het zogenaamde kerngezin met kinderen tot 18 jaar en langere termijnen voordat zulks überhaupt mogelijk is.
Er komt voor asiel beroep bij één rechterlijke instantie zonder hoger beroep.
Asielvergunning voor onbepaalde tijd wordt afgeschaft, die voor tijdelijk verblijf aangepast.
Opvang kansarme asielzoekers op aparte locaties met een zo veel mogelijk versoberd en deels gesloten regime; de rijksbijdrage aan de Landelijke Vreemdelingenvoorziening wordt beëindigd.
De rechtsbijstand bij asielaanvragen wordt zo veel mogelijk beperkt en bij herhaalde asielaanvragen maximaal versoberd.
Procedures worden verkort en versoberd, bijvoorbeeld door het verkorten van de beroepstermijn en beperking van de mogelijkheid tot herhaalde aanvragen. Dwangsommen wegens termijnoverschrijding worden afgeschaft of beperkt.
Harder optreden tegen overlastgevers.
Criminaliteit onder en van asielzoekers hard aanpakken, onder andere door: het direct aanpakken van daders, onder meer door uitplaatsing uit de opvanglocatie, het eerder stopzetten van de asielprocedure en het eerder vervallen verklaren van verblijfstitel, door het uitbreiden van de ongewenstverklaring en door verdere aanscherping van de ‘glijdende schaal’ zodat criminele vreemdelingen sneller kunnen worden uitgezet. In aanmeld- en opvanglocaties wordt strikt en streng opgetreden tegen geweld en overlast door asielzoekers, met name jegens vrouwelijke asielzoekers en asielzoekers met een LHBTIQ+ en/of christelijke achtergrond.
Het na definitieve afwijzing of verlies van een verblijfstitel niet-meewerken aan uitzetting wordt strafbaar.
De inzet op terugkeer wordt aangescherpt door onder andere uitzetting van asielzoekers die eerder in een andere EU-lidstaat zijn afgewezen, uitbreiding van vreemdelingenbewaring en -detentie en van de ongewenstverklaring en beperking gemeentelijke opvang (financiering) tot het meest basale. Het begrip veilig land wordt verruimd tot veilige delen van landen op basis van ambtsberichten; ambtsberichten worden in beginsel niet openbaar gemaakt.
Het EU-migratiepact met aangescherpte asielregels en toelatingsprocedures wordt, na vaststelling, zo snel mogelijk uitgevoerd, onder meer door bij herverdeling van asielzoekers te kiezen voor afkopen in plaats van opvangen.
Tegelijkertijd zet Nederland in op verdergaande aanscherpingen in de EU-regelgeving, onder andere op screening van kansarme asielzoekers en toewerken naar strikte procedures aan de buitengrenzen van de EU en akkoorden over terugkeer met derde landen. Nederland werkt met andere EU-lidstaten aan het opvangen in niet-EU-landen van migranten die de EU proberen te bereiken.
Mensenhandel, mensensmokkel en alle illegale immigratieroutes worden aangepakt, nationaal en Europees.
De eigen bijdrage aan opvang door ontheemden uit Oekraïne wordt verhoogd.
Maximale inzet op opvang in de regio en op migratiedeals daartoe.
Er zal een modernisering van het VN-Vluchtelingenverdrag bepleit worden tegen de achtergrond van het voorgaande en samenwerking met hierin gelijkgestemde lidstaten wordt gezocht om dit te bereiken bij de VN. Er wordt ingezet op aanpassing van de EU-regelgeving en -verdragen waar nodig.
Ten vijfde worden maatregelen getroffen om omvang en samenstelling van de overige migratie te beheersen. Het is hard nodig grip te krijgen op arbeidsmigratie. Arbeidsmigratie is nodig voor onze economie en ondernemers, maar het is nodig kritisch te blijven op wie wij nodig hebben en wie ons nodig heeft. Er komt een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven, in relatie tot de benodigde arbeidsmigranten, ruimte en energie.

Om arbeidsmigratie tegen lage lonen en onder slechte arbeidsomstandigheden te beperken worden maatregelen getroffen:
De aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (‘rapport Roemer’) worden uitgevoerd.
Malafide uitzendconstructies worden hard aangepakt. De uitzendbranche en wervingsbureaus worden gereguleerd door een toelatingsstelsel (WTTA).
Arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, worden tewerkstellingsvergunningplichtig. De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) gaat, ook op deze groep, extra handhaven.
Werkgevers van arbeidsmigranten (niet Nederlandse ingezetenen) worden verantwoordelijk voor overlast en kosten van arbeidsmigranten zonder reguliere huisvesting (shortstay en midstay). Zij moeten daarvoor afspraken maken met gemeenten waarin hun werknemers short- en midstay worden gehuisvest. Bevorderd wordt dat medeoverheden meer ruimte laten voor huisvesting op het eigen terrein van de werkgever.
Bij langdurig verblijf krijgen werkgevers ook een verantwoordelijkheid voor het leren van de Nederlandse taal door deze werknemers.
Bezien wordt of en zo ja, welke fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling (ETK-regeling) worden versoberd.
Nederland zet met betrekking tot arbeidsmigratie in op inperking van het vrije verkeer van personen binnen de EU indien en voor zover uitbreiding van de EU aan de orde wordt gesteld.
Kennis- en studiemigratie is van belang voor de Nederlandse economie, maar de omvang moet in verhouding staan tot wat gemeenten, onderwijs, zorg en wonen kunnen dragen. Daarom:
De kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd.
Beperking van studiemigratie in het hoger onderwijs in de bachelorfase, met uitzondering van studies waar arbeidsmarkttekorten zijn, rekening houdend met lokale omstandigheden (hoe groter de problemen, hoe meer beperkingen).
Studiemigratie wordt selectiever door meer opleidingen in het Nederlands, een numerus fixus voor buitenlandse studenten, beperking tot het verkrijgen van een basisbeurs en verhoging van het collegegeld voor niet-EU-studenten.
Nederland mag niet naïef zijn over statelijke actoren die mensen hier naartoe sturen of hier aansturen voor spionage. Er worden maatregelen genomen om onze kennis te beschermen.
Een extra en verplichtende inzet op inburgering en integratie. Uitgangspunt is dat je één van ons bent als je meedoet en de Nederlandse waarden onderschrijft.
Inburgering omvat kennis over de Holocaust en de slachtoffers daarvan.
De standaardtermijn voor naturalisatie wordt verlengd naar 10 jaar, ongeacht verblijf bepaalde of onbepaalde tijd.
Buitenlanders die onze nationaliteit willen aannemen doen, waar dat mogelijk is, afstand van hun andere nationaliteit.
De taaleis voor naturalisatie wordt in beginsel voor iedereen verhoogd naar B1.
Aanpakken van buitenlandse ongewenste beïnvloeding, zoals bijvoorbeeld via weekendscholen.
Er komt regulering van versterkte gebedsoproepen.
Schadelijke praktijken zoals huwelijksdwang en vrouwelijke genitale verminking worden aangepakt.

3.

Wonen en volkshuisvesting, infrastructuur, openbaar vervoer en luchtvaart; elke regio telt
3.1 Aanpak wooncrisis Volkshuisvesting is een grondwettelijke taak van de overheid: het historische woningtekort belemmert de bestaanszekerheid van vooral jongeren ernstig. Het terugdringen hiervan is een topprioriteit.
Het realiseren van voldoende woningen staat onder druk door de dubbele vergrijzing, gemiddeld kleinere huishoudens, migratie, krapte op de arbeidsmarkt, stijgende bouw- en grondprijzen, renteontwikkelingen, ingewikkelde en lange bouwprocedures, gebrek aan en inefficiënt gebruik van beschikbare ruimte en fiscale regelingen die averechts werken. Er worden geen extra, nationale duurzaamheidsregels voor bouwen opgelegd. Er komt een coördinerend minister, die regie voert op de ruimtelijke ordening en op waar hoeveel woningen gebouwd moeten worden. Daarbij wordt rekening gehouden met woningen voor aandachtsgroepen (jongeren, ouderen, kleinere huishoudens, dak- en thuislozen).
Er wordt zo snel mogelijk een Woontop georganiseerd, waarbij rijksoverheid, pensioenfondsen, woningcorporaties, sociale partners, gemeenten en provincies afdwingbare afspraken maken om woningbouw structureel te verhogen. Als politiek doel is de afspraak om structureel 100.000 woningen per jaar erbij te bouwen, die geschikt zijn voor de demografische en ruimtelijke ontwikkelingen de komende jaren. Aanvullend moet een doorbraak geforceerd worden door de volgende maatregelen:
Er wordt bevorderd dat de woningbouwcorporaties ook in de (lage) middenhuur een grotere rol kunnen spelen, door in de EU in te zetten op wijziging van de relevante regels.
De bestaande woningvoorraad wordt beter benut door herbestemming van bestaande gebouwen te verruimen en waar wenselijk juridisch te verankeren (herbestemming kantoor- en bedrijfspanden, optopping en/of splitsing van woningen, ‘familie-wonen’, woningdelen, gedogen dat recreatiewoningen permanent bewoond mogen worden).
De bouw van nieuwe woningen wordt versneld door de volgende maatregelen:

Het zorgen dat er meer grond beschikbaar is (‘straatje erbij’, binnenstedelijk en buitenstedelijk); in nieuw te bestemmen gebieden gaat woningbouw, in geval van concurrentie om grond, boven windmolens. Er wordt toekomstbestendig gebouwd en rekening gehouden met water, bodem, landschap en stedenbouwkundige kwaliteit.

Het aanvullend op bestaande woningbouwlocaties en (lopende) woondeals aanwijzen van nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw, bij voorkeur rond bestaande infrastructuur. Er komt daartoe zo spoedig mogelijk een voorstel, onder meer gebaseerd op het programma NOVEX.

Meer beschikbare en betaalbare bouwgrond, lagere kosten en meer autonomie voor medeoverheden door een belasting op ongebouwde grond met een woonfunctie. De mogelijkheden voor een gemaximeerde planbatenheffing of vergelijkbaar systeem bij woningbouw worden benut. Met gemeenten wordt afgesproken dat de opbrengsten hiervan volledig ten gunste komen voor bereikbaarheid van de wijk en het bouwen van betaalbare huur- en koopwoningen.

Het versnellen van procedures: beperken beroepsmogelijkheden (lijn wetsvoorstel Regie op de volkshuisvesting), aangevuld met wegwerken andere struikelblokken (beschikbaarheid locaties, grond en financiële en fiscale prikkels, beperken regels die bouwen in het buitengebied, bijvoorbeeld op het eigen erf, onnodig belemmeren, aanpak van knelpunten rond capaciteit en kennis). Naast klankbordgroepen voor omwonenden worden ook klankbordgroepen voor woningzoekenden ingesteld.

Het wegnemen van juridische en financiële belemmeringen voor een nieuwe derde sector: coöperatief wonen.

Betaalbaar: Van nieuwbouw moet minimaal 30% gemiddeld – dus met gebiedsgerichte differentiatie – sociale huur zijn; het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting wordt aangepast om gemeenten hier meer lokale ruimte te geven. Twee derde van de nieuw te bouwen woningen moet betaalbaar zijn voor middeninkomens.
Het huurbeleid van sociale verhuurders zal de betaalbaarheid moeten blijven versterken en tegelijkertijd de noodzakelijke investeringen in nieuwbouw, verduurzaming en leefbare wijken mogelijk moeten maken.
De jaarlijkse sociale huurontwikkeling volgt tot 2026 de bestaande afspraak met de woningbouwcorporaties, te weten de CAO ontwikkeling -0,5%. Vanaf 2026 wordt de consumentenprijsindex (cpi) +0% gevolgd. Met een bestendige huurtoeslag blijft zo voor huurders met de laagste inkomens de bestaanszekerheid op peil.
Er worden maatregelen genomen om private huur, middenhuur en vrije huur aantrekkelijker te maken.
Het bouwen van (private) huurwoningen wordt gestimuleerd door het verminderen van de regeldruk en waar mogelijk de belastingdruk. Hiervoor wordt de woonimpuls deels ingezet.
Er komen bindende afspraken met woningbouwcorporaties, ook over middenhuur.
Koopwoningen:

Geen wijziging van de fiscale positie van de eigen woning, om onzekerheid op de woningmarkt tegen te gaan.

De stijging van de gemeentelijke woonlasten (OZB) wordt gemaximeerd via afspraken met gemeentes.

Bij (lokale) programmering van koopwoningen rekening houden met voldoende woningen voor ouderen, om de doorstroom te bevorderen.

Onderzocht wordt of en onder welke strikte voorwaarden het recht van huurders van sociale huurwoningen (niet zijnde scheefwoners) op koop van hun huurwoning kan worden vorm gegeven (sociale koop).

Er wordt niet getornd aan de hypotheekrenteaftrek; het eigenwoningforfait blijft onveranderd.

3.2 Infrastructuur, Openbaar vervoer en luchtvaart
Voor woningbouw, infrastructuur en de bereikbaarheid staat de gebiedsgerichte benadering voorop; elke regio telt. Om de bereikbaarheid in heel Nederland, ook op lange termijn, op orde te houden en verder te verbeteren, is actie nodig.

Er is de komende jaren een grote onderhoudsopgave. Doel is instandhouding van de minimaal benodigde basiskwaliteit van de bestaande weg-, waterweg- en OV-infrastructuur.
Aanvullend – bij voldoende personeel, vergunningsruimte en middelen – worden de 17 gepauzeerde projecten opgepakt (bijv. A1/A30 (Barneveld Oost), A67 (Leenderheide -Geldrop), Volkerak- en Kreekraksluizen, vaarweg IJsselmeer – Meppel). Prioritaire knelpunten in het OV en op het water zijn de Nedersaksenlijn (Groningen – Almelo/Enschede), de OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer en de bevaarbaarheid van de IJssel.
Bij spoorverbindingen wordt per regio bezien wat nodig is, waarbij niet alleen focus ligt op de grote steden. In de grensregio’s is een goede aansluiting van spoorverbindingen met het buurland essentieel.
Verduurzaming van het wagenpark blijft gestimuleerd worden. De elektrische rijder gaat eerlijk bijdragen, om de opbrengsten op de lange termijn houdbaar te houden.
De maximumsnelheid op de snelweg wordt – daar waar dat kan – verhoogd naar 130 kilometer per uur.
De aanleg van de Lelylijn wordt voortgezet, waarbij met de aanleg wordt gestart in Groningen indien dit uitvoeringstechnisch mogelijk is. Internationaal spoorvervoer wordt bevorderd door barrières voor nieuwe toetreders weg te nemen. Er komt een voorstel voor grensoverschrijdend spoorvervoer inclusief de aansluiting van vijf treinstations op internationale hsl-lijnen (bv. Hengelo, Venlo, Heerlen, Groningen en Zwolle).
De bereikbaarheid van het landelijk gebied wordt verbeterd door het busvervoer tussen dorpskernen op het platteland te versterken.
In overleg met vervoerders en andere overheden worden maatregelen genomen om de veiligheid in het OV te verbeteren. Te denken valt aan de inzet van meer boa’s in trein en bus die ook daadwerkelijk op kunnen en mogen treden (bv. door uitbreiding van identificatiemogelijkheden voor boa’s) en het invoeren van bodycams voor hoofdconducteurs; dit laatste alleen op basis van vrijwilligheid.
De komende jaren moet voor wat betreft de luchtvaart de inzet gericht zijn op het op orde brengen van de rechtsbescherming van omwonenden (geluidhinder), met behoud van de netwerkkwaliteit van Schiphol. Zo is op langere termijn doorgroei mogelijk met stillere en schonere vliegtuigen.

4.
Een goede toekomst voor land- en tuinbouw en visserij, voor voedselzekerheid, voor natuur
Trots, lef en hoop en het kunnen verdienen van een goede boterham zijn de kern van het land- en tuinbouw-, visserij- en natuurbeleid. Onze boeren, tuinders en vissers moeten gekoesterd worden, omdat ze belangrijk zijn voor onze voedselvoorziening en het Nederlandse cultuurlandschap, en onlosmakelijk onderdeel zijn van onze Nederlandse cultuur. Daarbij wordt hoogwaardige landbouwgrond beschermd. Er wordt niet gestuurd op gedwongen krimp van de veestapel, maar op instandhouding van belangrijke natuur.

Toekomstperspectief en extra aandacht voor jonge boeren, zodat zij bedrijven kunnen overnemen of starten.
In Europa wordt met lef alles op alles gezet om Europese richtlijnen zo aan te passen dat ze werkbaar zijn en het verdienmodel ondersteunen. Er wordt ingezet op:

Een nieuwe, regio-specifieke derogatie van de Nitraatrichtlijn (gebaseerd op gemeten waterkwaliteit zoals in andere landen).

De derogatievrije zones (overgangsgebieden) rondom Natura-2000 gebieden worden beperkt tot alleen stikstofgevoelige natuurgebieden.

De bufferstroken worden verkleind van 250 naar 100 meter.

De maximale hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest van 170 kg/ha wordt uit de Nitraatrichtlijn geschrapt.

Herijking van de Natura2000-gebieden, gericht op een hoofdstructuur van robuuste natuurgebieden (geen ‘snippernatuur’).

Geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid, bestaande koppen worden zo maximaal mogelijk geschrapt.
We willen niet importeren wat we in Nederland niet mogen produceren.
Bij het afsluiten van internationale handelsverdragen staat het gelijke speelveld voorop.
Wet- en regelgeving worden aan de voorkant scherper juridisch getoetst om rechtszaken achteraf te voorkomen.

Landbouw en tuinbouw
Boeren en tuinders werken al eeuwen met de bodem, dieren, omgeving en natuur. Zij zijn de professionals. De vakkennis van de boeren en tuinders staat daarom centraal: we gaan van middel- naar doelsturing. De boer staat hierbij aan het roer.
Daarvoor worden voor natuur, waterkwaliteit, klimaat en luchtverontreiniging waar mogelijk bedrijfsspecifieke emissiedoelen geformuleerd. Er wordt zo snel mogelijk, juridisch houdbaar, een ‘afrekenbare stoffenbalans’ ontwikkeld zodat boeren weten waar ze aan toe zijn, zelf kunnen sturen op doelen en deze integraal gehaald worden. Om snelheid te maken wordt begonnen met onderdelen die snel uitvoerbaar zijn waarbij doelen, indien nodig, gebied- en bedrijfsspecifiek zijn.
De mestcrisis krijgt urgente aandacht, opdat geen sprake is van een generieke korting.
Volgens de Nitraatrichtlijn moeten lidstaten minimaal elke vier jaar de aanwijzing van kwetsbare gebieden herzien. Nederland heeft het hele land als kwetsbaar bestempeld, dit kan dus worden herzien. Nederland gaat in Brussel aantonen dat bepaalde gebieden niet langer kwetsbaar zijn, dit kan per direct. In plaats van de aanwijzing van heel Nederland als kwetsbaar gebied komt dan een aanwijzing per gebied. Dit is belangrijk omdat de norm van 170 kilo stikstof per hectare uit dierlijke mest alleen geldt in kwetsbare gebieden. Dit resulteert per direct in meer plaatsingsruimte voor mest. De stikstof- en fosfaatnormen in oppervlaktewater worden in lijn gebracht met ons omringende landen: België en Duitsland. Hiermee brengen we het areaal nutriëntenverontreinigde gebieden terug.
Alles wordt op alles gezet om de afbouw van de huidige derogatie terug te draaien en met de EU tot betere en wel werkbare normen en afspraken te komen. In de tussentijd wordt bezien welke noodmaatregelen er nodig zijn om de mestcrisis op te lossen.
Samenwerking tussen akkerbouwers en veebedrijven wordt gestimuleerd. Verschillen in mestbeleid voor grasland en akkerland worden waar mogelijk opgeheven. Bijvoorbeeld: het uitrijden van vaste mest op bouwland met een staand gewas zoals wintertarwe in het voorjaar toestaan zonder inwerkplicht (dat de mest niet in de grond gewerkt hoeft te worden). Grasland heeft deze inwerkplicht niet. Gelijk beleid zou ook meer mesttoepassingsruimte betekenen.

Er wordt niet gestuurd op gedwongen krimp van de veestapel en er komt geen gedwongen onteigening.
Innovatie wordt breed opgevat, dus inclusief voer en management. Innovatie krijgt de ruimte die het verdient, procedures worden aangepast en innovatiemiddelen zo ingericht dat nieuwe vindingen snel juridisch houdbaar toegepast kunnen worden en doelen worden gehaald.
Er komt een apart innovatieprogramma voor robotisering gericht op het besparen van arbeidskrachten.
Maatregelen voor een goede boterham:

Agrarisch natuurbeheer en ecosysteemdiensten worden beloond met langjarige marktconforme financiële zekerheid.

Nieuwe verdienmodellen worden ontwikkeld en de voedselketen, inclusief industrie en banken, draagt bij aan het verdienmodel.

De rode diesel komt terug voor boeren, tuinders en loonwerkers.

Waar het gebruik van modellen onontkoombaar is, worden ze mede gebaseerd op meten en weten, en op basis van werkelijke waarnemingen in de praktijk. Het model Aerius calculator wordt ten behoeve van de vergunningverlening vervangen, zodra er een juridisch houdbaar alternatief is. Wij werken hier hard aan.
Er komt, ook ten behoeve van de vergunningverlening, zo spoedig mogelijk een nieuw stelsel voor de beoordeling van emissiearme stallen en stalsystemen, zoveel mogelijk gebaseerd op bedrijfsmetingen.
Er wordt geregeld overlegd met land- en tuinbouwbouworganisaties en de visserij, en het beleid wordt gebaseerd op wat in de praktijk werkt.
Er wordt perspectief geboden, waarbij het verdienmodel verbetert en rekening wordt gehouden met het ‘trappetje van Remkes’ (innoveren, extensiveren, verplaatsen en stoppen). Een ruimhartige vrijwillige en langdurige stoppersregeling vindt fiscaal vriendelijk plaats.
Eventuele uitkoop wordt gericht op verouderde bedrijven met de minst gunstige omstandigheden voor klimaat en/of milieu en dierenwelzijn. Boeren die gebruik maken van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV en LBV+) krijgen uitstel van de sloopverplichting totdat de mestmarkt weer stabiel is.
De rijksoverheid pakt de regie op de vergunningverlening voor mestverwerking. In samenwerking met provincies en gemeenten worden de problemen rond vergunningverlening voortvarend opgelost.

Dierwaardigheid
Er worden concrete stappen gezet naar een toekomstbestendige, nog meer dierwaardige veehouderij.
Daartoe wordt per diersoort vastgelegd waar stallen aan moeten voldoen op lange termijn. Dit geeft veehouders een realistisch tijdpad om stallen, in een natuurlijk afschrijvingsritme, aan te passen. De overheid maak het mogelijk te starten met concrete pilots.
Bij de uitwerking is aandacht voor de investeringen, die dit van veehouders vergt en welk deel zij via een goed verdienmodel kunnen terugverdienen. Indien dit onvoldoende kan, wordt bezien op welke manier de overheid hier een bijdrage in kan leveren of wordt het beleid aangepast.

Aanvullend wordt bezien hoe het vervoer van dieren over lange afstanden beëindigd moet worden, als dit niet volgens de geldende, Europese dierenwelzijnseisen kan, en niet kan worden gehandhaafd.

Natuurherstelbeleid
De Nederlandse natuur en ons, door boeren en tuinders gecreëerde en onderhouden, cultuurlandschap is prachtig. Daar waar nodig werken we gebiedsgericht aan instandhouding. We versterken onze directe leefomgeving en zorgen voor landbouwinclusieve natuur.
In het natuurbeleid wordt de daadwerkelijk gemeten staat van de natuur leidend. De kritische depositiewaarde gaat uit de wet en wordt vervangen door een juridisch houdbaar alternatief.
De nationale databank Flora en Fauna wordt zo snel mogelijk kosteloos en ongelimiteerd voor publieke doeleinden opengesteld.
De stikstofaanpak wordt gebaseerd op bedrijfsspecifieke emissiedoelen, gebaseerd op de gebiedsgerichte aanpak.
Stikstofreductie vindt plaats daar waar dat aantoonbaar nodig is voor de instandhouding van de natuur en andere drukfactoren worden ook aangepakt. Stikstofreductie is nodig zodat er stikstofruimte ontstaat en extern salderen in elke provincie mogelijk wordt.
Er komt een juridisch houdbare, wetenschappelijk verantwoorde rekenkundige ondergrens, dan wel drempelwaarde, van minimaal 1 mol/ha/jaar. Op basis hiervan, of met beschikbare stikstofruimte via extern salderen, worden ‘PAS-melders’ met voorrang gelegaliseerd. Dit alles wordt juridisch geborgd.

Visserij
We zijn trots op onze Nederlandse vissers, die al eeuwenlang hun bijdrage leveren aan de voedselzekerheid. We gaan er weer voor zorgen dat vissers en de visserijsector daar omheen een goede boterham kunnen verdienen. Het voortbestaan van de Nederlandse visserij is cruciaal voor Nederland. Daarom wordt de visserijsector maximaal ondersteund bij het krijgen van een toekomstbestendige vloot. Vissers horen bij de Nederlandse cultuur en er wordt alles aan gedaan om voor de vissers te vechten. Ook in Brussel. Vissers worden ondersteund bij innovaties, veiligheid en het ontwikkelen van duurzame vistechnieken.
In Europa wordt door Nederland alles op alles gezet om de pulsvisserij weer toe te staan.
Er komt snel een betere toegang tot de Noordzee en andere visgronden met voldoende ruimte voor de visserij.
Bodemvisserij en garnalenvisserij hebben het zwaar. Samen met deze groepen vissers wordt actief gezocht naar grote gebieden die we als ‘visakkers’ gaan bestempelen en waar de bodemvisserij en garnalenvissers voorrang krijgen.
Het ministerie van LNV gaat het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heten.

5.
Energietransitie, leveringszekerheid en klimaatadaptatie
Voor energie en leveringszekerheid is Nederland nu te afhankelijk van onbetrouwbare landen. De energietransitie moet gericht zijn op het verminderen van bestaande en het voorkomen van nieuwe afhankelijkheid. Daarbij is het cruciaal dat dit niet ten koste gaat van mensen met een kleine beurs en kleine bedrijven, zoals de bakker op de hoek en het klusbedrijf. Een deel van de nu beschikbare middelen voor de energietransitie zal specifiek voor deze mensen worden ingezet. Om goed voorbereid te zijn op de toekomst wordt stevig ingezet op klimaatadaptatie. Stabiel beleid is belangrijk: burgers en bedrijven moeten weten waar ze aan toe zijn. Het klimaatbeleid moet draagbaar, haalbaar en uitvoerbaar zijn; handelingsperspectief voor burgers en bedrijven is cruciaal. We houden ons aan de bestaande afspraken; alleen als we de doelen niet halen, maken we alternatief beleid. Er komen geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid.
Energietransitie Er wordt ingezet op meer energieonafhankelijkheid en eigen duurzame energieproductie.
Met de juiste maatregelen wordt groene groei bevorderd en schadelijke uitstoot verminderd. Door te investeren in duurzame energiebronnen en innovatie, creëert Nederland een gunstig klimaat voor ondernemerschap. Dit leidt niet alleen tot een schonere omgeving, maar ook tot economische groei en nieuwe zakelijke kansen. Er wordt ingezet op de volgende elementen:
De financiële middelen voor klimaat worden voor een deel gebruikt om mensen met een laag of middeninkomen en ondernemers te helpen in de energietransitie. Te denken valt aan:

Het helpen van mensen en kleine ondernemers bij het verduurzamen van hun woningen en bedrijfspanden. Dit zorgt voor een lagere energierekening. Er wordt specifiek aandacht besteed aan mensen die als gevolg van aansluiting op een warmtenet geconfronteerd worden met een veel hogere energierekening.

Er komen geen verplichte labelsprongen voor koopwoningen en de verplichting om vanaf 2026, bij het vervangen van de verwarmingsketel, een warmtepomp te moeten installeren, wordt geschrapt.

De aanschaf van elektrische voertuigen blijft ondersteund worden, waarbij ook oog gehouden wordt voor de ‘fossiele rijders’ en een eerlijke verdeling van de kosten tussen beide groepen. De subsidies stoppen allemaal per 2025, de MRB gewichtscorrectie (fiscaal) blijft bestaan. Bezien wordt op welke manier het instellen van zero-emissiezones kan worden uitgesteld, onder andere om uitzonderingen voor bijvoorbeeld ondernemers landelijk te kunnen regelen (standaardiseren). De instelling van zero-emissiezones blijft een gemeentelijk besluit.
Daarnaast wordt het Klimaatfonds gebruikt voor investeringen in innovaties en technologie zoals ‘CCS’ en groene waterstof. Indien nodig kan blauwe waterstof worden ingezet als tussenstap. Er wordt zo snel mogelijk gestopt met het subsidiëren van bio-energie gecombineerd met CO2-opvang en opslag (BECCS) en biomassacentrales, conform het eerder afgesproken afbouwpad.
De aangekondigde verhoogde CO2-heffing wordt teruggedraaid.
De maatwerkafspraken zijn van belang om onze industrie competitief en rendabel te houden, daarom worden deze doorgezet. Er wordt bezien of de maatwerkaanpak kan worden uitgebreid voor bijvoorbeeld nieuwe of regionale bedrijven en technologieën, die een bijdrage kunnen leveren aan de transitie.

De kerncentrale in Borssele blijft open; de bouw van twee kerncentrales wordt doorgezet. Daarnaast komen er twee extra kerncentrales, waarbij ook de mogelijkheden voor meerdere kleine centrales worden betrokken. Een goede ruimtelijke inpassing van de centrales is cruciaal, ook voor het draagvlak. De overheid draagt met publiek-private samenwerking en kennisontwikkeling bij aan de bouw.
Het oplossen van netcongestie krijgt voorrang, waarbij de regie bij het kabinet ligt, onder andere als het gaat om (her-)prioritering van wie wanneer op het net wordt aangesloten.
De leveringszekerheid wordt veiliggesteld. Er worden langetermijncontracten afgesloten voor gas en er worden reserves aangelegd voor gas en kritieke grondstoffen. Geen Gronings gas meer, gaswinning op de Noordzee wordt opgeschaald. Windmolens komen zoveel mogelijk op zee, in plaats van op land, waarbij eerst gekeken wordt naar ruimte voor de visserij. Hier wordt een zorgvuldige balans gezocht.
Geen nieuwe nationale koppen op Europese regelgeving. Afbouw van fossiele subsidies voor de energievoorziening vindt plaats in Europees verband.
Bij de grondstoffentransitie, staat het verminderen van de afhankelijkheid van andere landen centraal. Waar mogelijk worden materialen hergebruikt.
Adaptatie/ aanpassen aan klimaatverandering
Nederland moet zich verder aanpassen aan de klimaatverandering.
De adaptatie-aanpak wordt geactualiseerd, met in ieder geval aandacht voor:

de gevolgen van verdroging voor onder andere de voedselproductie en funderingsschade aan gebouwen en infrastructuur en de beschikbaarheid van zoetwater (ook i.r.t. verzilting).
Rivieren zijn van groot belang voor Nederland, voor goederenvervoer per binnenvaart, maar ook voor de zoetwaterbeschikbaarheid, waterberging, natuur en recreatie. Het programma Ruimte voor de Rivier wordt geactualiseerd, rivieren blijven bevaarbaar en krijgen meer ruimte.
Het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt herijkt om te borgen dat onze dijken ook in de toekomst voldoende en tijdig bescherming bieden.

6.

Toegankelijke publieke voorzieningen; zorg en onderwijs
Zorg Gezondheidszorg is van onschatbare waarde. De mensen die in de zorg werken en zich dagelijks inzetten voor de patiënten verdienen respect. Zij bieden de patiënten een beschermde omgeving. Dat is ook van belang voor onze ouderen die onze welvaart en samenleving hebben opgebouwd en zorg verdienen als het daarop aankomt.
Door vergrijzing van de bevolking, krapte op de arbeidsmarkt en stijgende kosten is toegang tot de zorg lang niet voor iedereen en niet overal in ons land vanzelfsprekend. Een aantal maatregelen wordt genomen om dit te verbeteren:
Meer dan halveren van het eigen risico in de zorg tot het niveau van 165 euro in 2027, wat zorgmijding beperkt en voor langdurig en chronisch zieken drempels wegneemt.
Versterking, ook door verbetering van de onderlinge samenwerking, van de positie van de eerstelijnszorg, waaronder de huisarts, wijkverpleging en van mantelzorgers.

Een veilig, decentraal vormgegeven elektronisch patiëntendossier, ook voor uitwisseling van gegevens binnen de zorg, met inachtneming van privacy en gegevensbeveiliging.
De voorwaarden van de zorgpolis, inclusief contractering, moeten glashelder zijn bij het afsluiten van de polis. De Nederlandse Zorgautoriteit ziet toe op de begrijpelijkheid van de polisvoorwaarden.
Verder wordt voor nu en voor de langere termijn ingezet op:
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit. Daarom wordt het aantrekkelijker gemaakt om in de zorg te werken, door middel van meer autonomie, loopbaanperspectief, goede arbeidsvoorwaarden en beperking van regeldruk en van administratieve lasten, bijvoorbeeld door meer innovaties. Gestimuleerd wordt dat personeel in loondienst eerste keuze krijgt bij roosterindeling.
Agressie en geweld tegen zorgverleners en fraude in de zorg wordt aangepakt.
Een hoofdlijnenakkoord, gericht op beheersbaarheid van zorguitgaven en de kwaliteit van de zorg; goede regionale afspraken tussen ziekenhuizen over bereikbaarheid bij acute zorg in de buurt en van streekziekenhuizen; de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven. Er wordt onderzoek gedaan naar alternatieve bekostigingsvormen van de spoedzorg, anders dan het huidige stelstel van marktwerking.
Preventie meer centraal, inclusief sport en bewegen, om de gezondheid te verbeteren, gezondheidsverschillen te verkleinen en de zorgvraag te beheersen.
Doorlichting cure en care op bewezen niet-effectiviteit, noodzakelijkheid en voorkomen van onnodige zorgvraag, en overbehandeling en aanbieders die misbruik maken van het stelsel.
We organiseren de zorg zo dat die in de keten op de best mogelijke plek plaatsvindt. Tijdige afstemming tussen zorgwetten in de uitvoering levert hieraan een bijdrage.
Er wordt geïnvesteerd in betere ouderenzorg voor bijvoorbeeld zorg-/verpleegplekken voor ouderen.
Uitvoering van de hervormingsagenda jeugd en het doorvoeren, conform advies Algemene Rekenkamer en Afdeling advisering Raad van State, van hervormingen in de structuur van taken, bevoegdheden en indicatiestelling om de prestaties van de jeugdzorg te verbeteren. Er komt een nieuwe aanpak van de gesloten jeugdzorg, waarbij de inzet is om de gesloten jeugdzorg versneld af te bouwen. Het aantal uithuisplaatsingen wordt verminderd en de rechten van kinderen en ouders verbeterd.
Er komt een nieuwe, samenhangende aanpak van het beleid inzake vaccinaties, in het bijzonder ook voor de bescherming van kinderen.
Om de samenwerking tussen alle zorg- en hulpverleners in de laatste levensfase te borgen, wordt bezien hoe in de verschillende zorgwetten het recht op palliatieve en terminale zorg kan worden geborgd.
Het maatschappelijke en politieke debat over het begin en einde van het leven vraagt zorgvuldigheid, zowel ten aanzien van de omgang met (onderzoek naar) embryo’s, abortus en euthanasie. Dit debat wordt onder meer gevoerd met inbreng van zorgverleners, ethici en onderzoekers. De wettelijke kaders blijven ongewijzigd, behoudens onvoorziene en belangwekkende ontwikkelingen en de voortgezette behandeling van twee aanhangige initiatiefvoorstellen.

Onderwijs In het onderwijs, van oudsher ook een grondrecht en een grondwettelijke opdracht aan de overheid, is het basisniveau van veel leerlingen niet op orde, vooral door gebrek aan lees- en rekenvaardigheid. Een Herstelplan Kwaliteit Onderwijs is urgent noodzakelijk om het tij te keren. Elementen van een herstelplan zijn:
Het stoppen met de wildgroei aan subsidies; deze omzetten in solide structurele financiering, met een norm voor de hoeveelheid onderwijsgeld voor het primaire proces, het maximeren van overhead en met zeggenschap van schoolleiders en betrokkenheid van leraren bij de besteding van middelen.
De huidige curriculumherziening wordt doorgezet. De kerndoelen worden herzien; het aantal wordt fors verminderd en er wordt focus aangebracht. De basisvaardigheden, lezen, schrijven en rekenen, krijgen absolute prioriteit. Doelen over relationele en seksuele voorlichting zijn neutraal en beter toegesneden op de leeftijd van leerlingen, in het bijzonder in het basisonderwijs.
Bevorderen van meer zijinstroom, meer voltijds werken, meer mannen voor de klas door in de pabo losse opleidingen voor het jonge en oude kind te introduceren, meer zeggenschap geven aan de leerkracht en regeldruk en administratielast fors verlagen.
Onderwijsmethodes moeten bewezen effectief en verder politiek neutraal zijn.
De methodes om te toetsen moeten beter.
We hebben aandacht voor passend en speciaal onderwijs.
Voorschoolse opvang en vroegschoolse educatie kan belangrijk zijn. Aanvullend wordt bevorderd dat onderwijsaanbod, in stad en platteland, binnen een redelijke reistijd bereikbaar is. Daartoe moeten binnen de onderwijsbegroting middelen worden herschikt.
In het basisonderwijs is er met het oog op de vervolgopleidingen aandacht voor zowel het praktisch onderwijs, onder meer het mbo, als het theoretisch onderwijs. In het mbo wordt meer aandacht gegeven aan de aansluiting op de arbeidsmarkt.
Het bindend studieadvies wordt niet versoepeld en selectie aan de poort blijft onverminderd mogelijk.
Voor de bekostiging van het hoger onderwijs stappen we deels over naar capaciteitsbekostiging om met krimpende studentenaantallen opleidingen, die voor de arbeidsmarkt of de regio belangrijk zijn, overeind te houden. De studiebeurs wordt behouden en studenten die hebben gestudeerd onder het sociaal leenstelsel krijgen een extra eenmalige tegemoetkoming.
Het bevorderen van de Nederlandse taalvaardigheid wordt weer een kerntaak van kennisinstellingen in het Hoger Onderwijs. De ‘verengelsing’ wordt teruggedrongen, met strategische uitzonderingen voor opleidingen voor tekortberoepen.
Het grondrecht van de vrijheid van onderwijs moet worden beschermd. Er mag geen ruimte zijn voor het overdragen van antidemocratische en anti-rechtstatelijke opvattingen door leraren of in lesmateriaal. De Inspectie van het Onderwijs houdt daartoe in het funderend onderwijs en in het mbo-toezicht op de wettelijke burgerschapsopdracht. De burgerschapsopdracht wordt aangescherpt om radicalisering te voorkomen. Bestuurders worden sneller ontslagen als de burgersopdracht niet wordt uitgevoerd. Artikel 23 van de Grondwet blijft ongewijzigd, maar binnen de juridische kaders van artikel 23 worden de mogelijke stappen gezet om onwenselijke en excessieve elementen als antidemocratisch en anti-rechtstatelijk onderwijs verder in te perken. Het toezicht op informeel en formeel onderwijs wordt wettelijk geregeld zodat signalen van haat en geweld gevolgen krijgen.

7.

Goed bestuur en een sterke rechtsstaat
Terwijl van de overheidsorganisaties de afgelopen jaren heel veel is gevraagd en door hen veel goeds is en wordt gedaan, is het vertrouwen van burgers in politiek en overheid ernstig geschaad. ‘Toeslagen’ en ‘Groningen’ zijn, helaas, daarvan het meest in het oog springende oorzaak en verklaring, maar niet de enige. Herstel is nodig en urgent. “Het kan weer gebeuren”, dat wil zeggen: burgers die door de overheid onrecht wordt aangedaan, zo concluderen de recente parlementaire enquêtes. De overheid moet uitgaan van vertrouwen jegens de burgers. En gebruik blijven maken van de hardwerkende, deskundige professionals met hart voor de publieke zaak in al onze overheidsorganisaties. Er is een agenda nodig voor goed bestuur en een sterke rechtsstaat.
Dit hoofdlijnenakkoord, het regeerprogramma en initiatieven van de vier fracties bewegen zich binnen de grenzen van de grondwet, de grondrechten, de democratie en de rechtsstaat, zoals verwoord in het eindverslag van informateur Plasterk van 12 februari 2024. De instituties die de rechtsstaat mede dragen, in het bijzonder rechtspraak, media en wetenschap, worden versterkt.

Goed bestuur vergt ook stabiliteit en betrouwbaarheid.
Er komt op basis daarvan een agenda voor vernieuwing van de democratie, de rechtsstaat, het bestuur en de controle daarop. Doel is het versterken van het belang van de Grondwet en van grondrechten, van ‘checks and balances’ in ons democratisch bestel, van rechtsstatelijke instituties en rechtsbeginselen. Deze agenda omvat daarom de volgende maatregelen:
Een wetsvoorstel tot invoering van een nieuw kiesstelsel voor de Tweede Kamer ter versterking van de regionale band tussen kiezers en gekozenen wordt dit jaar ingediend, gericht op tijdige inwerkingtreding voor de volgende verkiezingen.
Een grondwetsherzieningsvoorstel tot het schrappen van het toetsingsverbod in artikel 120 wordt ingediend. De klassieke bepalingen van de Grondwet worden toetsbaar.
Een grondwetsherzieningsvoorstel tot invoering van een grondwettelijk (constitutioneel) hof dat wetten toetst aan de Grondwet wordt ingediend, vergezeld van een voorstel inzake de beoogde invulling van deze toetsing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt verzelfstandigd.
Een vaste Tweede Kamercommissie grondrechten en constitutionele toetsing en zal worden ingevuld. Versterking van constitutionele advisering/toetsing voorafgaande aan voorstellen tot beleid en wetgeving en van (goedkeuring van) internationale en EU-verdragen en van implementatie van EU-regelgeving, worden door de Afdeling advisering van de Raad van State en door die – permanent te maken – commissie uitgewerkt.
De behandeling van het initiatiefgrondwetsvoorstel correctief referendum in tweede lezing wordt voortgezet.
De aanstellingswijze van de burgemeester blijft ongewijzigd.
De wijze van totstandkoming, parlementaire goedkeuring en uitvoering van verdragen wordt herijkt met een sterkere rol van het parlement en expliciete toetsing aan artikel 91, derde lid, van de Grondwet.
Er komt een Europawet, met inbegrip van een regeling van informatievoorziening en procedures bij voorbereiding en totstandkoming van Europese wetgeving.
Een Kamerlid krijgt een versterkte procedure om informatie af te dwingen conform artikel 68 van de Grondwet, waarbij de uitzonderingsgrond “het belang van de Staat” toetsbaar wordt (uitgewerkt en belegd) bij de commissie grondrechten en constitutionele toetsing van de Tweede Kamer.
Er wordt onderzocht of en hoe nadere vereisten gesteld kunnen worden aan de representativiteit van belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van art. 3.305a Burgerlijk Wetboek.
De Tweede Kamer krijgt meer ondersteuning (wetgeving, analyse en onderzoek).
De onafhankelijkheid van de Kiesraad wordt verstevigd en het mandaat uitgebreid tot een Kiesautoriteit.
Er komt een recht op vergissen. Een enkele fout kan niet langer een burger diep in de problemen duwen. Aanmanings- en incassokosten van de overheid gaan fors omlaag.
De bereikbaarheid van overheidsorganisaties voor burgers moet omhoog, onder meer door daadwerkelijke verruiming van de mogelijkheden, tijden en locaties voor contacten in persoon, meer tijdig en adequaat telefonisch contact en grotere beschikbaarheid van hulp bij digitaal contact. Bestaande niet-digitale communicatie door de overheid met burgers wordt gehandhaafd.
De bescherming van klokkenluiders wordt versterkt.
Er komt een wetenschappelijke standaard voor het gebruik van modellen en algoritmes. Beide moeten openbaar en navolgbaar zijn. De bijsluiter maakt duidelijk waarvoor ze wel en waarvoor ze niet bedoeld zijn en gebruikt kunnen worden.
Gebruik van AI (artificiële intelligentie) door de overheid biedt voordelen maar wordt ook aan voorwaarden gebonden zodat veiligheid, privacy en rechtsbescherming geborgd zijn. De overheid, waarbij de kennis van digitalisering moet worden versterkt, en de maatschappij worden weerbaar gemaakt tegen desinformatie en ‘deepfakes’.
De Wet open overheid, de uitvoering hiervan en de hiermee gemoeide kosten, worden geëvalueerd.
Er komt een wettelijke regeling voor en van de onafhankelijke inspecties, toezichthouders en autoriteiten, inclusief hun wijze van handhaving (wet op de rijksinspecties en autoriteiten).
De rijksdienst zet aantoonbaar meer in op vakmanschap, kennis, uitvoering en burgerperspectief; werving voor en roulatie bij de algemene bestuursdienst worden in deze context hervormd.
De kennisinfrastructuur en de benutting daarvan in beleid en begrotingen wordt verbeterd, in het bijzonder voor de (middel-)lange termijn en voor demografische ontwikkelingen.
De groei van het aantal ambtenaren en de inzet van consultants bij (kern-)departementen van de afgelopen jaren wordt meer dan teruggedraaid, waarbij uitvoerende diensten worden ontzien. Deze taakstelling wordt gekoppeld aan het verminderen van regels en administratieve lasten voor de samenleving en de uitvoering.
De overheidsarchieven worden op orde gebracht. Daartoe wordt de Archiefwet gemoderniseerd.
Er komt een voorstel met een overzicht dat vermeldt welke aanbevelingen uit de rapporten van de parlementaire enquêtes, ‘Greco’ en de Venetië-commissie aan deze agenda toegevoegd worden.

Goed bestuur voor de burger betekent ook: rijk, gemeenten, provincies en waterschappen moeten in staat worden gesteld om adequaat en zelfstandig als democratisch gelegitimeerde overheidsorganen te functioneren. Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. De medeoverheden worden vroegtijdig betrokken bij voorbereiding van beleid en van wetgeving; de wetgever hakt uiteindelijk de knopen door. Grote opgaven zoals wonen, bestaanszekerheid en de energietransitie moeten in gezamenlijkheid worden opgepakt. Verder betekent goed bestuur ook het nakomen van afspraken en een stabiel en voorspelbaar overheidsbeleid, ook voor het vestigingsklimaat.
Er wordt geïnvesteerd in structurele samenwerking met de regio. De bestaande regiodeals worden in overleg met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en decentrale overheden uitgebouwd tot strategische investeringsagenda’s met afspraken over wonen, bereikbaarheid, onderwijs en economie. Belangrijke gezamenlijke programma’s zoals het ‘Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid’ en ‘Elke Regio Telt’, worden doorgezet. Nederland beschouwt het Caribisch deel van het Koninkrijk als waardevol.
In een rechtsstaat is betrouwbare informatievoorziening van wezenlijk belang. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) wordt hervormd zodat de journalistiek – inclusief het veelzijdig aanbod – kwalitatief hoogwaardig vormgegeven en gewaarborgd wordt. Toekomstbestendigheid en transparantie van kosten staan daarbij voorop. Het besluitvormingsproces wordt gestroomlijnd. De NPO moet inzetten op digitalisering en het bereiken van het jongere publiek.
Om te voorkomen dat het (online) aanbod van nieuws nog verder verschraalt en/of in buitenlandse handen valt, zal de Autoriteit Consument en Markt meer instrumenten in handen krijgen. Zo zal bekeken worden of bij de toepassing van de Mededingingswet ook de waarborg van de kwalitatieve pluriformiteit van het Nederlandse media-aanbod in de beoordelingscriteria betrokken kan worden.

Tot slot: er zijn nog steeds hardheden in beleid, wetgeving en uitvoering die burgers te hard raken. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Raad voor de Rechtspraak, de beide Kamers en de (kinder-) Ombudsman leveren jaarlijks – of zo vaak als zij nodig achten – een lijst hiervan aan bij de minister van Binnenlandse Zaken. De minister van BZK krijgt opdracht om als coördinerend bewindspersoon, in samenwerking met andere ministeries, de hardheden aan te pakken en hierover publiekelijk te rapporteren. De inzet van rechtsbeginselen wordt meer onderkend en benut en grondrechten worden direct toetsbaar gemaakt via het constitutionele hof.

8.

Nationale veiligheid
Politieagenten, boa’s, brandweermensen, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de mensen van de DKDB, de rechterlijke macht en zoveel anderen: zij staan altijd voor Nederland klaar om iedereen vrij en veilig te houden. Wij zijn iedereen die ons veilig houdt veel dank verschuldigd en we zullen alle hoeders van onze democratische rechtsstaat steunen en achter hen gaan staan, zodat zij veilig en met voldoende mensen en middelen hun essentiële werk kunnen blijven doen. Maar er is nog veel werk te doen om Nederland voor iedereen veilig te houden. Onze vrijheden en veiligheid staan onder druk.

Onze democratische rechtsstaat wordt bedreigd door islamitisch terrorisme en direct ondermijnd door de georganiseerde misdaad. Verder staat onze veiligheid onder druk door mensenhandel, bedreigingen, terrorisme, cybercriminaliteit, personen met verward gedrag, maatschappelijke polarisatie en onvrede. Veiligheid en een weerbare samenleving zijn topprioriteiten. Dat vereist scherp optreden tegen allen die vrijheid en veiligheid bedreigen. De nationale veiligheid moet worden beschermd. De zware, georganiseerde misdaad moet krachtig worden bestreden. Gezag en respect in de openbare ruimte moeten worden hersteld. Daarnaast vergt preventie in het algemeen en voorkomen van recidive, in het bijzonder door first offenders, meer inzet. Voor effectief veiligheidsbeleid vormen preventie en repressie twee kanten van dezelfde medaille.

Daarom deze prioriteiten.
De aanpak van de georganiseerde criminaliteit wordt versterkt, van preventie tot bewaken en van beveiligen tot de aanpak in detentie. Er wordt meer ingezet op confiscatie van vermogen, daarbij wordt de Europese aanpak overgenomen. De anti-witwasaanpak wordt geïntensiveerd. Het streven is erop gericht de informatiedeling, inclusief waarborgen voor de privacybescherming, te verbeteren, met oog voor de positie van het overgrote deel van alle burgers die niks kwaads willen doen, maar wel worden geconfronteerd met langdurige verzoeken als ze een bankrekening willen openen, een onderneming starten of een huis willen kopen. De patseraanpak wordt toegevoegd aan het preventiebeleid. De kroongetuigeregeling wordt uitgebreid. De aanpak voortgezet crimineel handelen in en vanuit detentie wordt versterkt naar Italiaans model en de samenwerking met andere landen wordt geïntensiveerd.
De aanpak van uithalers en logistieke knooppunten bij criminaliteit, zoals havens wordt uitgebreid.
Er blijft ingezet worden op maatregelen en interventies die jongeren effectief uit de (zware) criminaliteit houden.
De mogelijkheid voor werken onder nummer voor de politie, officieren van justitie en rechters-commissarissen wordt uitgebreid.
Er komt zichtbare aanwezigheid en meer politie en politieposten in wijken, in buurten, in de regio; de recherche wordt versterkt. Het streven is dat zoveel mogelijk wijkagenten meer tijd echt in hun wijk kunnen doorbrengen.
Versterking van teams als “Roze in Blauw” en het Joodse politienetwerk bij de politie.
De afgelopen jaren is er een groei van het aantal bedreigingen bij politici en hoeders van de rechtsstaat. Daarom wordt ingezet op uitbreiding van het team bedreigde politici en wordt “Bewaken en beveiligen” een generaal dossier.
Het opsporend en handhavend personeel in de veiligheidsketen, inclusief politie en boa’s, is neutraal, zonder religieuze symbolen gekleed.
Keihard optreden tegen grensoverschrijdend gedrag en tegen intimidatie ten opzichte van eenieder, en tegen alle vormen van straatterreur. Aanhouden, berechten, straffen, met inbegrip van mogelijke detentie, en mogelijke gevolgen voor een verblijfstitel nagaan: alle middelen op gepaste wijze inzetten.
Er komen meer mogelijkheden om ouders verantwoordelijk te houden voor schade die kinderen aanrichten.
De bestrijding van antisemitisme wordt versterkt.
Het optreden tegen eergerelateerd geweld wordt versterkt.
Het jeugdstrafrecht voor 14 tot en met 16-jarigen wordt aangescherpt, onder andere door het verhogen van maximale straffen. Wanneer bij ernstige misdrijven het adolescentenstrafrecht bij meerderjarigen wordt toegepast, moet dat uitgebreider worden gemotiveerd.
Het aantal misdrijven dat verjaart wordt verminderd en bij fysiek geweld tegen hulpverleners wordt een taakstrafverbod ingevoerd. De uitvoering van opgelegde straffen verjaart wettelijk niet. De straffen voor zware misdrijven, waaronder terroristische misdrijven en ernstige gewelds- en zedendelicten worden verzwaard.
Het blijft verboden drugs te bezitten, verkopen of produceren.
Bescherming van de nationale veiligheid en bestrijding van radicalisering en terrorisme zijn in handen van de veiligheidsdiensten en de NCTV. De bevoegdheden van de diensten in verband met de digitale ontwikkelingen worden in de wetgeving aangepast; de WIV wordt zo snel mogelijk geactualiseerd. Er komt onderzoek naar een veiligheidsorganisatie met taken en bevoegdheden als het DGSI in Frankrijk.
De definitie van deelname aan een terroristische organisatie wordt verruimd, de strafmaat voor terroristische activiteiten wordt verhoogd naar twintig jaar. Onderzocht wordt of en hoe het Nederlanderschap kan worden afgenomen van veroordeelde terroristen. Verder wordt onderzocht of de ontneming van het Nederlanderschap wettelijk verder kan worden uitgebreid naar alle categorieën delicten waarvoor het Europees Verdrag inzake Nationaliteit dit toelaat.
Er komt onderzoek naar een uitbreiding van de wettelijke categorieën veroordeelden van wie het Nederlanderschap kan worden afgenomen. Daartoe wordt onder andere onderzocht of aan het Europees Verdrag inzake Nationaliteit zowel terrorisme als zware criminaliteitsdelicten kunnen worden toegevoegd als grond voor denaturalisatie.
Er wordt gewerkt aan een slim verbod op ongewenste buitenlandse financiering van
Nederlandse verenigingen, stichtingen, kerkgenootschappen of informele organisaties. De behandeling van de wet transparantie maatschappelijke organisaties wordt voortgezet. De rechtspersonen die gelieerd zijn aan terroristische organisaties, die in andere EU-landen verboden zijn, worden hier ook verboden. Het openlijk steun betuigen aan terroristische organisaties wordt verboden. Aanzetten tot geweld, het verheerlijken van terroristische daden en het openlijk steun betuigen aan terroristische organisaties wordt een apart strafdelict met een forse maximumstraf.
De aanpak van digitale dreigingen door statelijke actoren en cybercriminelen wordt versterkt; intensieve samenwerking tussen overheid, veiligheidsdiensten, wetenschap en bedrijfsleven wordt bevorderd. Maximumstraffen voor cybercriminaliteit worden verhoogd. De bevoegdheden en middelen van de veiligheidsdiensten worden uitgebreid voor het tegengaan van economische spionage. Elektronica, zoals scanapparatuur, wordt afgebouwd in strategisch belangrijke sectoren en diensten vanuit landen met verhoogde spionagerisico’s. Spionage wordt strenger bestraft.
Om te zorgen dat de politie ruimte heeft voor deze prioriteiten en kerntaken, worden werkzaamheden, onder meer met betrekking tot personen met verward gedrag en administratieve verrichtingen in de asielketen, overgeheveld naar andere, ter zake deskundige organisaties.
Versterking van rechten van slachtoffers door een zwaarwegende stem in gratieprocedures, verbetering van het stelsel van compensatie van geleden schade en een zelfstandig gebiedsverbod.
Ingezet wordt op voldoende, passende voorzieningen voor slachtoffers, waaronder herstelrecht.
Het behandelen van geschillen, conflicten en veelvoorkomende criminaliteit via wijkrechtspraak wordt gestimuleerd.
De rechtspleging wordt sneller en effectiever door regie op de digitalisering door de Raad voor de Rechtspraak. Er komen meer prestatieafspraken in de strafrechtketen. Detentie wordt versoberd en moet effectief zijn.
De inzet van de strafbeschikking wordt onderzocht.
De politie wordt te vaak geconfronteerd met het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk. Steeds vaker wordt dit illegale vuurwerk gebruikt om plofkraken of explosies te veroorzaken, of om hulpverleners te belagen. F4-vuurwerk wordt daarom onder de wet Wapens en munitie gebracht, waarbij wordt bezien hoe professionele vuurwerkshows deze categorie door verlening van een vergunning kunnen blijven gebruiken.
Er wordt bij ‘cold cases’ ingezet op het gebruik van genealogische DNA-databanken.
Er wordt scherper onderscheid gemaakt tussen (vreedzaam) demonstreren en ordeverstorende acties. Wanordelijkheden, bedreigingen tegen anderen en openbaar
geweld worden niet getolereerd. OM, lokaal gezag en nationale politie zullen worden aangespoord om kordaat op te treden waar demonstranten over de grenzen van het strafrecht heengaan. Notoire relschoppers worden hard aangepakt en gestraft.
Om voetbalhooligans harder aan te pakken, bijvoorbeeld naar Engels model, worden extra maatregelen getroffen. Er wordt vaker een (digitale) meldplicht voor personen met een stadionverbod opgelegd en er wordt een vergunning verleend per (risicovolle) wedstrijd. Daarnaast komt er een verbod op gezichtsbedekkende kleding in voetbalstadions.
Met behulp van digitale apparatuur zoals ANPR-camera’s kan de politie criminelen sneller opsporen. Daarom wordt in grensregio’s bezien of de digitale apparatuur toereikend is.
De aanpak van kindermisbruik wordt geïntensiveerd.
Voor het versterken van veiligheid worden structureel middelen gereserveerd voor het op orde brengen van de capaciteit in de gehele strafrechtketen waarbij de financiering minder gebaseerd is op output en producten, en meer is gericht op het effectief samenwerken en presteren in de strafrechtketen.
Politieagenten worden intern volledig gesteund in hun taken, ook door de korpsleiding.
Politieagenten moeten te veel aandacht schenken aan personen met verward gedrag.
Personen met verward of onbegrepen gedrag moeten sneller de hulp en de zorg krijgen die ze nodig hebben, daarom wordt intensievere samenwerking tussen de politie en de ggz gestimuleerd. Relevante informatie moet waar nodig snel kunnen worden uitgewisseld.
Corruptie wordt hard bestreden. Er komt onder andere een rijksbrede aanpak om corruptie te bestrijden, waarbij het vergroten van de weerbaarheid en de meldingsbereidheid van medewerkers, evenals het verkleinen van risico’s door (toegang tot) ICT-systemen, belangrijke speerpunten zijn.
De minimumleeftijd voor prostitutie wordt verhoogd naar 21 jaar.
De maximale strafmaat voor openlijke geweldpleging gaat met een derde omhoog.

Persoonlijke vrijheden worden versterkt. Er worden maatregelen genomen tegen geweld gericht tegen LHBTIQ+-ers. Om (kwetsbare) jongeren te beschermen die worden gedwongen om hun seksuele gerichtheid te onderdrukken, wordt een effectieve aanpak geïntroduceerd. Er wordt daadkrachtig opgetreden tegen degenen die zich schuldig maken aan discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat, zowel op straat als online.

9.

Internationale veiligheid
Voor onze internationale veiligheid staat politieke en militaire samenwerking met de NAVO voorop. Nederland blijft een constructieve partner in de EU. Met andere landen wordt in de EU ingezet op meer strategische zelfstandigheid en samenwerking bij transport, productie en industrie op het terrein van defensie. Nederland blijft Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel steunen tegen de Russische agressie. Nederland blijft deelnemen aan vergroting van de NAVO-capaciteit op het grondgebied van NAVO-lidstaten en aan internationale missies.
Nederland blijft er, met de andere getroffen landen, alles aan doen om waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap te bewerkstelligen voor de aanslag op de MH17, onder meer door zich er voor in te blijven zetten dat de daders en andere verantwoordelijken hun straf en aansprakelijkheid niet ontlopen.
De uitgaven aan Defensie, waarvan de taken grondwettelijk zijn verankerd, worden in lijn gebracht met de NAVO-norm van tenminste 2% bbp en wettelijk vastgelegd. De verbetering en modernisering van arbeidsvoorwaarden en veteranenzorg bij Defensie zullen worden voortgezet. Het versterken van de digitale slagkracht van onze inlichtingendiensten en van de cyberveiligheid bij defensie heeft prioriteit.

Nederland zet zich in voor de defensie-industrie in eigen land en in de Europese Unie.
Verhogen van de maatschappelijke weerbaarheid is van essentieel belang. Dit stelt eisen aan voorlichting en communicatie door de overheid, samenwerking met burgers en bedrijven, met andere overheden en maatschappelijke partners. Het vrijwillig dienjaar (dienrecht) bij Defensie wordt voortgezet en waar mogelijk opgeschaald.
Het streven is een samenleving die beter voorbereid is op verstoringen. Veiligheid en weerbaarheid vereisen dat Nederland strategische voorraden aanhoudt van essentiële zaken zoals medicijnen, in het bijzonder de voedselzekerheid op orde heeft en vitale infrastructuur, waaronder watervoorraad en energie, zeker stelt. Daartoe worden de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit 2022 opgevolgd. Het handels- en industriebeleid, ook in EU-kader, draagt bij aan vermindering van strategische afhankelijkheden, bijvoorbeeld ten aanzien van China op het gebied van kritieke grondstoffen. Er wordt voor het behoud van onze welvaart ingezet op handelsverdragen waarbij gelijke en redelijke standaarden van belang zijn. Bij buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking draagt Nederland bij aan de voedselzekerheid in en watermanagement van andere landen, ook ten behoeve van hun stabiliteit, en aan migratiebeleid (inclusief opvang in de regio van migranten).

Nederland steunt het bestaansrecht en de veiligheid van de staat Israël. Met inachtneming van de oplossingen voor het Israëlisch-Palestijnse conflict en de diplomatieke belangen, wordt onderzocht wanneer verplaatsing van de ambassade naar Jeruzalem op een daartoe geschikt moment kan plaatsvinden. Nederland neemt het initiatief tot oprichting van een internationaal tribunaal voor de berechting van misdrijven (waaronder genocide) door IS (Da’esh). Armenië wordt gesteund in Europees verband.
Bedreigingen tegen politieke ambtsdragers door of vanuit andere landen die niet meewerken aan opsporing, vervolging of berechting hiervan, worden niet geaccepteerd en hierop wordt geacteerd.
Het is cruciaal dat we onze nationale soevereiniteit behouden. Nederland staat zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de Europese Unie. Er worden geen concessies gedaan aan de Kopenhagen-criteria voor het lidmaatschap van de EU.

10.

Solide overheidsfinanciën, economie en vestigingsklimaat

10.1 Economie en vestigingsklimaat
Een gezonde economie en florerende bedrijven zijn noodzakelijk voor de welvaart in Nederland. Zonder een stabiele economie en een krachtig MKB zijn er geen banen en is er geen geld voor publieke voorzieningen. Ondernemers zijn nodig om te investeren en zijn van grote waarde voor onze samenleving.
Een stabiele Nederlandse economie en gezonde bedrijven kunnen niet zonder een goed vestigingsklimaat. Nederland moet behoren tot de top 5 van de landen met een goede concurrentiepositie. Bedrijven moeten zich in Nederland willen vestigen en willen blijven. Het verdienvermogen van Nederland moet voorop staan. Nederland moet een land blijven waar bedrijvigheid ontkiemt, bloeit en groeit. En Nederlandse bedrijven, groot en klein en ook de agrarische sector moeten kunnen blijven exporteren. Onze Nederlandse industrie is van groot belang voor ons verdienvermogen. Het is van belang dat we onze fabrieken behouden. Er is een grote toekomst voor bedrijven die schoon zijn, en toegevoegde waarde leveren voor Nederland. Hierbij is een visie op de ruimtelijke en economische structuur van Nederland belangrijk. Tegelijkertijd is er ook direct actie nodig; nu is er te veel knellende regelgeving die in de weg zit. En bij dit alles wordt samen opgetrokken met ondernemers en werkgevers, met werknemers en hun vakbonden. Daartoe het volgende:
Verbetering van het vestigingsklimaat staat voorop. Hierbij wordt ook gekeken naar fiscale maatregelen. Recente lastenverzwaringen voor ondernemers, verhoging van de energiebelasting en vermogen die zijn aangekondigd sinds Prinsjesdag worden deels teruggedraaid.
Regeldruk wordt tegengegaan door het adviescollege toetsing regeldruk en de uitvoeringsinstanties van meet af aan te betrekken bij het bedenken van beleid en wetgeving.
Bedrijven worden geholpen bij de energietransitie en met het oplossen van netcongestie (zie hoofdstuk energietransitie).
De beschikbaarheid van talent, versterking van de kenniseconomie, innovatie, en (digitale) infrastructuur krijgen prioriteit.
De kosten voor energie (zowel voor bedrijven als consumenten) mogen niet significant uit de pas lopen met de buurlanden. Bezien wordt welke maatregelen nodig zijn om bedrijven en consumenten te ondersteunen.
Geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid; daar waar mogelijk bestaande koppen, die zorgen voor extra regeldruk, schrappen.
In wetgeving en beleid moet rekening gehouden worden met de gevolgen voor kleine ondernemers, bijvoorbeeld wat betreft kosten en risico’s, zodat het in dienst nemen van mensen mogelijk blijft.
InvestNL wordt verstevigd als belangrijk vehikel voor investeringen in innovatie en in de potentie van onze economie.

Solide financieel-economisch beleid is van belang om schulden niet oneindig door te schuiven naar toekomstige generaties en belastingen niet telkens te moeten verhogen.
Om de rust en stabiliteit in het begrotingsbeleid terug te brengen, worden de begrotingsregels zoals beschreven in de 17e Studiegroep Begrotingsruimte (bijlage 11) gevolgd, met een enkele uitzondering zoals hieronder omschreven.
Om almaar stijgende rekeningen te voorkomen wordt gestuurd op een meerjarig EMU-saldo gedurende de kabinetsperiode van maximaal 2,8% BBP. De schuld blijft onder de 60%. De Europese begrotingsnormen zoals vastgelegd in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet Hof) en het Stabiliteit- en Groeipact worden gerespecteerd. Er ligt een gedekt maatregelenpakket en er worden maatregelen genomen om het huidige tekort terug te brengen tot het afgesproken doel. Indien afgesproken ombuigingen aan de uitgavenkant in de praktijk niet gerealiseerd worden of minder opleveren dan in dit akkoord opgenomen, zal vervangende dekking gevonden worden in het (deels) niet-indexeren van uitgaven voor de stijging van de lonen en prijzen. Bij dreigende overschrijding (op basis van het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau (CPB) van de 3%-norm in het daaropvolgende jaar zullen er additionele maatregelen genomen worden, waarbij ten eerste naar uitgavenvermindering wordt gekeken.
Conform de wet Hof wordt een trendmatig begrotingsbeleid gevoerd, waaronder scheiding van inkomsten en uitgaven, een vooraf vastgesteld uitgavenkader en inkomstenkader en één hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar dat gehandhaafd wordt door de minister van Financiën. Automatische stabilisatie wordt aan de uitgavenkant behaald door alleen conjunctuurgevoelige uitgaven en autonome ontwikkelingen (waaronder de WW, bijstand en rente) buiten het kader te plaatsen. De inkomsten bewegen mee met de economie. Tegenvallers worden conform de regels budgetdiscipline in eerste instantie opgevangen binnen de eigen begroting. Meevallers kunnen worden ingezet ten behoeve van tegenvallers of saldoverbetering. Met uitzondering van meevallers in de Zorgverzekeringswet, deze worden automatisch ingezet voor lastenverlichting via een verlaging van de premies1. Voorts hanteert het kabinet een meevallerformule ingeval het feitelijke EMU-saldo langjarig beter is dan een saldo van ‒ 1,5% BBP. Eventuele besluitvorming hierover vindt jaarlijks in het voorjaar plaats. Voor nieuwe uitgaven dient elders binnen de rijksbegroting te worden omgebogen. De uitgaven aan militaire en humanitaire
Bij een tegenvaller in de zorg geldt het omgekeerde en dient de tegenvaller wel ingepast te worden binnen het uitgavenkader.

Steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland vallen niet onder het uitgavenkader. De opvangkosten van eerstejaars asielvluchtelingen wordt tot een maximum van 10 procent toegerekend aan het ODA-budget vanaf 2027. Voor het overige worden de asieluitgaven een generaal dossier. Daarnaast worden ook de uitgaven voor Bewaken en Beveiligen op de begroting van J&V een generaal dossier.
Aan de lastenkant wordt er vastgehouden aan de beleidsmatige lastenontwikkeling zoals nu voorzien, beleidsmatige afwijkingen daarvan dienen gecompenseerd te worden. Niet beleidsmatige ontwikkelingen in de inkomsten lopen mee in het saldo (d.w.z. er vindt automatische stabilisatie plaats). Het financieel beleid en de budgettaire effecten in het regeerprogramma zullen bij het eerstvolgende ramingsmoment worden doorgerekend door het CPB.
In de budgettaire bijlage zijn de effecten van het hoofdlijnenakkoord op de overheidsfinanciën terug te vinden. Voor het overige nemen partijen het basispad van de begroting over. Voor de budgettaire verwerking van het akkoord zijn alle bedragen in de tabellen uit de bijlagen leidend.

Het Planbureau voor de Leefomgeving doet aanbevelingen aan de coalitiepartijen op drie brede gebieden: klimaat, energie en grondstoffen; Regio: wonen, bereikbaarheid en ruimtelijke ordening; en Landbouw en natuur. Deze aanbevelingen kunnen input zijn voor de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord.