BVS

Voor een betrouwbare en representatieve taxi

Advertisement

Gladio

Lees hier onze andere blogs
Gladio

Er werden ook in Nederland in het verleden zogenaamde stay-behind netwerken opgezet met als doel om in geval van een bezetting (door het Warschau Pact) een geheime dienst te organiseren voor inlichtingenwerk, voor eventuele evacuatie van personen, ondergrondse activiteiten, maar ook ten behoeve van een infrastructuur die ingezet kon worden tegen een binnenlandse communistische verkiezingsoverwinning of machtsovername.

Deze netwerken waren er in Noorwegen, de Benelux, Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Zwitserland, Griekenland en Oostenrijk en werden het Gladio netwerk genoemd. Wanneer Sovjettroepen ooit West-Europa zouden bezetten dan moesten deze stay behind-Gladio netwerken weerstandsoperaties opzetten, neergeschoten piloten evacueren en bevoorradingslijnen van de Sovjets saboteren. De geheime legers werden door de CIA en MI6 bewapend met machinegeweren, explosieven, munitie en hightech communicatieapparatuur. Het materiaal werd verborgen in geheime wapenopslagplaatsen in bossen en ondergrondse bunkers.

In 1990 zeiden zowel eerste minister Wilfried Martens (CD&V) als minister van Landsverdediging Guy Coëme (PS) dat het bestaan van het Gladio-netwerk nooit officieel is meegedeeld aan hen. Hierna werd beslist om Gladio op te doeken. Er werd nooit een relatie ontdekt tussen Gladio en terroristische activiteiten of extreemrechts. De ondergrondse infrastructuren werden publiekelijk bekend, doordat premier Andreotti in Italië het bestaan van het netwerk opbiechtte aan een parlementaire onderzoekscommissie. Daarna gaven ook andere regeringsleiders toe dat een dergelijke organisatie actief was.  In de jaren ’80 werden wapenopslagplaatsen van Gladio bij Heythuizen en Rozendaal openbaar en in 1985 werd bekend dat de Operaties & Inlichtingen dienst (O & I) in Nederland de Nederlandse variant van Gladio was en dat deze samen met België betrokken was bij gezamenlijke operaties en ook samen oefenden en trainden onder leiding van het Allied Coordination Committee. In 2022 is er op verzoek van nabestaanden een onderzoek naar The Stay Behind leden door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).

Meer dan veertig jaar na het bloedbad van 1980 in Bologna blijft de bomaanslag een open wond in Italië. De bom, die 85 levens kostte, viel midden in de Jaren van Lood, een periode van extreemrechts en extreemlinks terrorisme waarin geheime operaties en politieke manipulatie aan de orde van de dag waren. Hoewel enkele leden van een neofascistische groepering werden veroordeeld, blijven veel vragen onbeantwoord, vooral over mogelijke verbindingen met geheime diensten en internationale operaties zoals Operatie Gladio.

Gladio was een Stay Behind-netwerk dat tijdens de Koude Oorlog werd gesteund door de CIA en de NAVO, met als officieel doel Italië te beschermen tegen een mogelijke invasie en een verschuiving naar links. Onderzoekers vermoeden echter dat sommige neofascistische extremisten via Gladio werden ingezet en bewapend, mogelijk in verband met de strategie van spanning die het land destijds beheerste.

Op 2 augustus 2021 kondigde het kantoor van premier Mario Draghi de vrijgave aan van documenten over Gladio en de P2-vrijmetselaarsloge. Historici verwachten dat deze documenten nieuwe inzichten kunnen geven in de aanslag, al is het onduidelijk hoeveel details werkelijk openbaar worden gemaakt. Identiteiten van betrokken “institutionele operatoren” blijven geheim en andere NAVO-landen zijn niet gebonden aan de Italiaanse declassificatierichtlijnen.  Ondertussen zette een proces in Bologna de zoektocht voort naar de rol van Licio Gelli, voormalig fascist en hoofd van P2, bij de bom. Sommige onderzoekers zien een direct verband tussen P2, Gladio en de aanslag, terwijl anderen wijzen op bredere Koude Oorlog-intriges, zoals het veronderstelde lodo Moro-pact dat wapentransporten en extremisten door Italië mogelijk maakte. Het debat over de ware toedracht van het bloedbad blijft actueel. Vrijgave van de documenten moet families van slachtoffers en onderzoekers eindelijk meer zicht kunnen geven op de rol van Gladio en andere geheime netwerken in een van de donkerste hoofdstukken van het naoorlogse Italië. De rechtszaak over de bomaanslag in Bologna op 2 augustus 1980 heeft een langdurig en complex juridisch traject doorgemaakt. Gelli werd in 1992 veroordeeld tot 18,5 jaar gevangenisstraf wegens fraude met de val van de Banco Ambrosiano, een schandaal dat ook verband hield met de Vaticaanse bank. Hoewel Licio Gelli, voormalig leider van de P2-vrijmetselaarsloge, nooit direct werd veroordeeld voor de aanslag, werd hij in 1995 wel definitief veroordeeld voor het misleiden van het onderzoek naar de aanslag. Dit gebeurde door in samenwerking met anderen een koffer met wapens en explosieven op een trein te plaatsen, wat leidde tot een valse aanwijzing en de afleiding van het onderzoek.

Het Gladio-netwerk was gestationeerd in België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Denemarken, Noorwegen, Nederland en Luxemburg. De UK en de VS dienden als basis voor de transmissies. In verschillende landen raakten de Gladiatoren betrokken bij terroristische aanslagen, doelgerichte moorden en mensenrechtenschendingen die aan de communisten werden toegeschreven om links te discrediteren. Italië werd het zwaarst getroffen door het Gladio terrorisme. In België wordt gesuggereerd de Bende van Nijvel, de Cellules Communistes Combattantes (CCC) en het Front de la Jeunesse en de Westland New Post-groep (WNP) en het Belgische Gladio-netwerk onderlinge contacten waren.

In 1990 vond er in de Tweede Kamer een debat plaats over Gladio waarbij Minister-president Lubbers de kamer schriftelijk mededeelde dat 380 leden deel uit maakten van de O & I. maar dat de enige taak was om bij een nieuwe bezetting informatie aan de Nederlandse regering te kunnen verschaffen. De agenten werden gerekruteerd uit ambtelijke organisaties, werkgeversorganisaties, vakorganisaties, politieke partijen en de media. Het Belgische Gladio-netwerk had twee takken: de SDRA8 en de STC/Mob. De SDRA8 maakte deel uit van de militaire inlichtingendienst ADIV. De leden waren militairen, getraind in sabotage, parachutespringen en maritieme operaties. De civiele tak STC/ Mob – de Sectie Training, Communicatie en Mobilisatie – was ondergebracht bij de Staatsveiligheid. De leden waren burgers uit anticommunistische kringen. Ze kregen onder meer een opleiding om met geavanceerde Harpoon-communicatiesystemen berichten te encrypteren en te versturen.

SDRA – Service de Documentation, de Recherche et d’Action – is een afdeling van de Belgische militaire inlichtingendienst SGR met geheime afdelingen SDRA 6 (rijkswachters), SDRA 8 (onder meer geheim agenten en criminelen) en SDRA 11 (gelieerd met de NAVO) en opereerde vanuit het hoofdkwartier van het Belgisch leger in Evere. Enkele secties waren betrokken bij geheime parallelle Gladio-operaties. Een deel van de militairen in het NAVO hoofdkwartier Evere waren lid van de extreem-rechtse militie WNP.

Op 7 november 1990 gaf minister van Defensie Guy Coëme het bestaan van het door de CIA gefinancierde Belgische geheime Gladio-leger (Glaive) toe, dat bestond uit de Engelse SIS (MI6). Twee weken eerder op 24 oktober 1990 had in Brussel zelfs nog een vergadering plaatsgevonden van het Allied Clandestine Committee, het geheime commandocentrum van Gladio dat als SDRA11 administratief was ondergebracht bij de ADIV. Generaal Raymond van Calster, toenmalig hoofd van de militaire inlichtingendienst ADIV, zat die vergadering voor. Op 23 november 1990 besloot de Belgische regering om het Gladio-netwerk te ontbinden.

Tijdens de Koude Oorlog volgde de Luxemburgse geheime dienst SREL alle burgers en bewegingen die zich kritisch over de staat uitlieten en legde hiervoor 300.000 individuele dossiers aan en niet alleen om de veiligheid van het land te verzekeren maar het ging ook om het observeren van politieke tegenstanders. De SREL verzamelde ook al jaren informatie over politieke organisaties, politici met telefoontaps, spionage en inbraken. Of het bespioneren van eigen politici ook na de val van de Berlijnse Muur bleef bestaan is niet bekend omdat Marco Mille, oud-directeur van de SREL, een belangrijk deel van het SREL-archief had laten vernietigen. RTL publiceerde destijds dat de SREL in 2005 of 2006 ook een gesprek tussen premier Juncker en groothertog Jan had afgeluisterd over een reeks bomaanslagen in Luxemburg in de jaren tachtig. (de Bommeleeër-affaire)

Luc Frieden, minister van financiën voorheen Minister van Justitie en van politie werd ook verdacht van misbruik van zijn positie en zodoende kwam de hele manier van werken van de regering onder leiding van Juncker in opspraak. Een van de kwesties die meespeelde was de betrokkenheid van Qatar en Quatarees kapitaal waarmee werd geïnvesteerd in de Luxemburgse financiële sector waarbij twee banken werden overgenomen. Een poging van Quatar om ook de luchtvaartmaatschappij Cargolux over te nemen werd verhinderd. Quatar kocht recent ook vijf Europese hotels, waaronder het Amstel Hotel. Qatar is door Arabische buurlanden deels van de buitenwereld afgesloten, in een hoogoplopend diplomatiek conflict over het buitenlandbeleid van de rijke oliestaat. Andere golfstaten, waaronder Saoedi-Arabië, stellen dat Qatar terrorisme steunt. Qatar is dankzij omkoping in 2022 gastland voor het wereldkampioenschap voetbal.

Roger Mandé, een voormalig chauffeur en vertrouweling van premier Juncker ging in 2006 op verzoek van Juncker in dienst bij de SREL. Deze Mandé ging later in Brussel werken als verbindingsagent tussen de SREL en de Navo. Mandé hoefde niet te rapporteren over zijn activiteiten in Brussel.

Nadat de Sovjetdreiging voorbij was, kreeg het Gladio-netwerk een nieuwe functie in een geheime oorlog tegen politiek links, omdat ook de opkomst van communistische partijen een gevaar betekenden. In verschillende landen raakten de Gladio diensten betrokken bij terroristische aanslagen en doelgerichte moorden. In 1990 boog het Europees Parlement zich over de Gladio-affaire en haalde in een resolutie over de kwestie uit naar de Amerikaanse inmenging.

Binnen de EU speelde Luxemburg altijd al een actieve rol, wat blijkt uit Juncker’s aanstelling tot voorzitter van de Eurogroup. Juncker heeft eerder een aantal belangrijke functies vervuld zoals president van de Europese Commissie, president van de Europese Raad en hij was de ontwerper van het verdrag van Maastricht en initiator van de Euro.

Luxemburg staat op de 2e plaats als herkomst locatie van ingekeerd vermogen. Tussen 2011 en 2013 werd er ruim 1,096 miljard euro aan banktegoeden ingekeerd, waarvan ongeveer 275 miljoen euro uit Luxemburg afkomstig was. Geheel in lijn is de Europese Commissie verantwoordelijk voor het beheren van de EU begroting. Onder dwang van maatregelen van het Amerikaanse Congres in 2010 moest Luxemburg bakzeil halen toen de de Foreign Account Tax Compliance Act aangenomen werd en buitenlandse banken verplicht werden om informatie te delen over Amerikaanse rekeninghouders op straffe van een enorme belasting die het effectief onmogelijk zou maken in de Verenigde Staten te opereren.

De Duitse SPD wilde Martin Schulz als voorzitter van het Europees Parlement behouden en gaf daarom de CDU haar zin om Juncker voorzitter van het Europese Parlement te laten worden. Socialist en voorzitter van het EP Martin Schulz werd ook prompt herkozen, maar is ook niet van onbesproken gedrag en wordt ervan beschuldigd dat hij cruciale informatie over Dalligate uit de EP jaarstukken van 2012 vanwege “vertrouwelijkheid” heeft laten verwijderen. In de jaarstukken beschuldigt het Europees Parlement Schulz er ook van dat hij vijf van zijn directe medewerkers heeft bedankt door er persoonlijk voor te zorgen dat zij promoveerden naar functies als directeur of directeur-generaal.

In een artikel van Der Spiegel uit 1999 beschreef Juncker zijn visie: ‘We beslissen iets, dan maken we het bekend, we wachten een tijdje om te zien wat er gebeurt. Wanneer er geen geschreeuw komt en geen opstand, omdat de meeste mensen toch geen idee hebben van wat er is besloten, dan gaan we door – stap voor stap tot er geen weg meer terug is.

Volgens ex-minister Klaas de Vries waren er in Nederland zo’n veertig grote opslagplaatsen van wapens en andere militaire middelen. Heel moderne spullen, aldus Klaas die voor de opheffing in 1992 niet op de hoogte was van het bestaan ervan. De officiële maar natuurlijk geheime naam was I&O, Inlichtingen & Operatie. Met de grootst mogelijke verbazing vernam Klaas de Vries op een zeker moment dat zijn vermaarde partijgenoot Max van der Stoel de laatste coördinator was van I&O. Van der Stoel stond bekend als een strijder voor de democratie en speelde onder meer een rol bij de democratisering van Griekenland. Was ook minister van Buitenlandse Zaken in het Kabinet Den Uijl tussen 1973 en 1977. Volgens De Vries bestond I&O uit een geheim netwerk van mensen uit verschillende achtergronden: politiek, krijgsmacht, rechterlijke macht, maar ook gewone mensen vanuit de samenleving die heel voorzichtig werden gerekruteerd. Al met al waren er een paar honderd mensen in het diepste geheim bij betrokken. In het kabinet waren alleen de minister-president en de minister van Defensie op de hoogte. En uiteraard ook mensen binnen ‘de echte krijgsmacht’. In 1991 ging het fout als criminelen zoals Sam Klepper en John Mieremet en wapendepot van I&O in de Scheveningse Bosjes leeghalen. Deze zaak gaat in het belang van de geheimhouding in de doofpot. De daders, die zeer waarschijnlijk van binnenuit waren getipt, zijn licht bestraft voor wat de grootste wapendiefstal was in de historie van Nederland. Ook de media blijven stil. Ook de opheffing in 1992 door Ruud Lubbers geschiedt zo stil en geheimzinnig mogelijk. In 2007 maakt het TV-programma Reporter er een onthullende documentaire over.

Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) startte een historisch onderzoek naar de geheime Stay Behind-organisatie van Defensie. Het onderzoek moet nabestaanden meer inzicht geven in de werkzaamheden van Stay Behind-medewerkers. 

O&I bestond feitelijk uit twee afzonderlijke organisaties: Operatiën en Inlichtingen. Beide hadden hun eigen taken, maar werden later door één coördinator, Max van der Stoel, aangestuurd.
De Stay Behind-organisatie werd geleid door de Inlichtingen Dienst Buitenland (IDB) en was actief van 1946 tot 1992. Leden werden getraind om bij een eventuele invasie van Nederland verzetsactiviteiten uit te voeren. Tot op de dag van vandaag geldt een strikte geheimhoudingsplicht voor hen.

Het werk van Stay Behind-medewerkers bracht ook spanningen met zich mee voor hun familieleden. Kinderen en kleinkinderen van oud-medewerkers hebben zich daarom verenigd in het Werkverband Stay Behind, met als doel meer te weten te komen over de rol van hun (groot)ouders.
Het historisch onderzoek duurt drie jaar; in 2023 voerde het NIMH al een verkennend onderzoek uit. Onderzoekers krijgen toegang tot archieven met geheime informatie en voeren interviews met betrokkenen. Tijdens de interviews hoeven oud-medewerkers hun geheimhoudingsplicht niet na te leven. Na afloop van het onderzoek geldt deze plicht echter weer.

Mensen die aanwijzingen hebben dat hun familie betrokken was bij Stay Behind, kunnen tijdens het onderzoek contact opnemen met de onderzoekers. Het NIMH benadrukt dat het niet altijd mogelijk is om de identiteit van alle oud-medewerkers vast te stellen. De resultaten van het onderzoek worden uiteindelijk gepubliceerd in een wetenschappelijke paper.

Terug naar nieuwsoverzicht
Terug naar blogoverzicht
Voor vragen, sponsoring, adverteren, reacties, tips of klachten kunt u mailen naar Rvschaik@bvs.nl