ZZP
Een onderneming starten lijkt gemakkelijk, maar er komt een hoop bij kijken. Nog voordat je begint is het belangrijk om geen stappen over te slaan en je goed te informeren. Een goed begin is het halve werk. In dit boekje lees je wat elke zzp’er of zelfstandig ondernemer moet weten. Ook het starten van een taxi onderneming is onderdeel van het boek.
Schijnzelfstandige
Wanneer een ZZP’er zich presenteert als zelfstandige terwijl er volgens het arbeidsrecht sprake is van een dienstverband heet dat “schijnzelfstandigheid” Door zulke contracten aan te bieden, verstoren opdrachtgevers het gelijke speelveld en gaat de opdrachtgever (oftewel de werkgever) zijn verplichtingen uit de weg naar de Belastingdienst en de werkende toe. De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie) draagt eraan bij dat werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor afspraken over en de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie. Het demissionaire kabinet is van plan om de balans te herstellen en regels rondom het werken als zelfstandige en met zelfstandigen toekomstbestendiger te maken. Om dit te bereiken, zet het kabinet in op een gelijker speelveld tussen contractvormen, meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige én verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst is bezig met het ontwikkelen van middelen om de handhaving te versterken en verbeteren. Daarnaast heeft het demissionaire kabinet de ambitie om vanaf 2025 het zogeheten ‘handhavingsmoratorium’ op te heffen. In 2024 bereidt de Belastingdienst, in samenwerking met de markt, zich hier op voor. Vanaf 1 januari 2026 moet de handhaving op het onderwerp weer vorm krijgen binnen de reguliere handhavingsplannen van de Belastingdienst. Nu al nemen opdrachtgevers voorzorgsmaatregelen uit angst voor naheffingen en stoppen massaal met ZZP’ers.
Bijna driekwart van de zzp’ers (72 procent) is mogelijk schijnzelfstandig. Bij twaalf procent van de zzp’ers is met zekerheid sprake is van een dienstverband. Zes van de tien zzp’ers verrichten hetzelfde werk als vaste werknemers van de opdrachtgever. Dit betekent dat de zelfstandigen vaak betrokken zijn bij reguliere taken, in plaats van specifieke, afgebakende projecten. Ook blijkt dat meer dan de helft (52 procent) van de zzp’ers het tarief voor zijn of haar dienstverlening niet zelf bepaalt. In veel gevallen bepaalt de opdrachtgever het uurtarief, of wordt de vaststelling gezamenlijk gedaan. Verder valt op dat de looptijd van de inhuur in 48 procent van de gevallen langer is dan een jaar. 54 procent van de zzp’ers is regelmatig aanwezig bij bedrijfsactiviteiten, zoals borrels en personeelsfeesten. Die betrokkenheid is gebruikelijker bij vaste medewerkers dan bij een zzp’er. Dat kan erop wijzen dat de zzp’er volledig deel uitmaakt van de bedrijfscultuur, wat het beeld van een dienstverband versterkt. De aangekondigde handhaving op de wet DBA betekent dat bedrijven naheffingen kunnen krijgen van de Belastingdienst, als ze zzp’ers inzetten terwijl eigenlijk sprake is van een dienstverband. “Bij een uurtarief van 55 euro op basis van zo’n 30 uur per week kan het al oplopen tot 30.000 euro aan naheffing voor de opdrachtgever.
Om schijnzelfstandigheid te voorkomen wil het kabinet:
De regels verder verduidelijken over wanneer een werkende onder gezag van de werkgever valt. En dus een werknemer in dienst is. Het kabinet werkt hiervoor de onderdelen van ‘gezag’ uit in een wetsvoorstel. Bijvoorbeeld:
-
- Houdt de werkgever toezicht?
- Geeft de werkgever aanwijzingen hoe het werk gedaan moet worden?
- Zijn het werk en de werkende onderdeel van de organisatie?
- Is het logisch dat iemand niet als werknemer (met een arbeidsovereenkomst) werkt?
- Wettelijk vastleggen wanneer er bij een uurtarief onder de € 30 of € 35 een vermoeden bestaat van een arbeidsovereenkomst. Het precieze bedrag wordt nog bepaald.
- Het tijdelijk niet controleren en ingrijpen bij een overtreding (het zogenoemde handhavingsmoratorium) per 1 januari 2025 afschaffen.
De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hield op donderdag 5 september van 10.00 tot 12.00 uur een rondetafelgesprek over het naleven van de regels in de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). De Belastingdienst gaat de wet per 1 januari 2025 weer handhaven. Voor 2026 zal er een nieuwe wet ontwikkeld worden, namelijk de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR).
• Met ingang van 1 januari 2025 gelden voor de Belastingdienst bij de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen weer de normale regels voor het opleggen van correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes. Dit houdt onder andere in dat er niet meer eerst een aanwijzing hoeft te worden gegeven. Voor correcties die niet gerelateerd zijn aan het handhavingsmoratorium verandert er niets. Daarvoor gelden de reguliere regels voor het opleggen van de correctieverplichting. De reguliere regel is dat de Belastingdienst tot maximaal vijf jaar terug correcties kan opleggen.
• De focus binnen de handhaving op arbeidsrelaties is primair gericht op de loonheffingen bij de opdrachtgevers. De Belastingdienst houdt vanaf 1 januari 2025 wel rekening met het eerdere handhavingsmoratorium en zal dus alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot de datum van de opheffing, te weten 1 januari 2025.
• Met betrekking tot de periode vóór 1 januari 2025 geldt dat Belastingdienst – met inachtneming van de vijfjaarstermijn – alleen correcties kan opleggen indien sprake is van kwaadwillendheid of als een eerder gegeven aanwijzing niet in voldoende mate is opgevolgd. In die gevallen kan er worden gecorrigeerd en nageheven tot het moment waarop sprake was van kwaadwillendheid met een maximum van vijf jaren dan wel tot het moment dat de Belastingdienst de aanwijzing heeft gegeven.
Volgens een advies van de advocaat-generaal zijn de Uber-chauffeurs die voor eigen risico rijden, gewoon werknemer. Daarmee staat FNV sterk in de zaak tegenover Uber. De advocaat-generaal adviseert om ondernemerscriteria een ‘beperkte rol’ te laten spelen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Dat houdt in dat persoonlijk ondernemerschap niet van belang is, zegt Evert Verhulp, hoogleraar arbeidsrecht aan de UvA. Als iemand wordt ingehuurd voor structurele werkzaamheden, geen economisch risico draagt en geacht wordt instructies op te volgen, dan is diegene volgens de advocaat-generaal een werknemer en géén zelfstandige. En dat is zeer waarschijnlijk het geval bij Uber. Het gaat er dus niet om hoe ondernemend een chauffeur zich buiten de arbeidsovereenkomst gedraagt, zegt Verhulp. Want daarin verschillen de chauffeurs nogal. ‘Sommige chauffeurs werken acht uur op een dag en doen daarbuiten verder niets. Andere doen er van alles omheen. Ze verhuren bijvoorbeeld buiten werktijd hun auto. Dat zijn dan echte ondernemers.’ Maar daar moet de rechter dus niet op letten, volgens de advocaat-generaal. De hoogste rechter mag dat advies naast zich neerleggen, maar de ervaring leert dat het vaak wel wordt overgenomen. Dat betekent dat Uber-chauffeurs aangemerkt zullen gaan worden als werknemer. En dat dus alle fiscale voordelen waar ze gebruik van maakten als zelfstandige komen te vervallen. Terecht, vindt Verhulp. ‘Tegen iemand die als zelfstandige wil werken en dus niet werknemer hoeft te worden, zegt het recht dat het wel moet. We hebben een democratisch systeem gemaakt van de arbeidsovereenkomsten. Het staat jou niet vrij om je daaraan te onttrekken. Want dan zal iedereen dat doen, want geen belasting betalen is fijn. Voordat je het weet ligt dat het hele systeem op z’n gat. Daarin zijn we resoluut in het recht.
Eenmanszaak in plaats van BV kan veel belasting besparen
De belangrijkste reden is van financiële aard, als de resultaten van de onderneming dusdanig laag zijn dat met moeite het verplichte salaris van de Directeur Groot Aandeelhouder (DGA) kan worden uitbetaald.
Vrijwel het gehele resultaat moet namelijk als salaris worden uitgekeerd. Een tekort voor de privé uitgaven wordt dan in rekening-courant met de BV opgenomen, wat weer leidt tot een te hoge Rekening Courant schuld, wat kan leiden tot discussies met de belastingdienst over de hoogte van het gebruikelijk loon en vanaf 2024 tot mogelijke uitdelingen. Fiscaal maakt het nogal verschil of een inkomen als salaris wordt belast of als winst uit onderneming. Over een winst van € 70.000 ben je per jaar € 9.500 minder aan belasting verschuldigd, dan over een salaris van dat bedrag. Bij een winst van € 90.000 bedraagt het voordeel nog steeds € 8.500 netto per jaar!
BV of eenmanszaak
In de wet is een goedkeuring opgenomen om zonder belastingheffing de rechtsvorm van de onderneming om te zetten van een BV naar een eenmanszaak of firma. In feite is een dergelijke omzetting een overdracht van de onderneming, waarbij in principe een afrekening volgt met de fiscus.De geruisloze terugkeer is dus verstandig wanneer er stille reserves zitten in het vermogen van de BV of als er een belastingclaim rust op de aanmerkelijk belang aandelen. De verliezen van de BV kunnen worden meegenomen naar de nieuwe onderneming. Aan de toepassing zijn wel wat voorwaarden verbonden. Het moet gaan om een materiële onderneming, dus geen beleggings-BV. De BV moet na de overdracht van de onderneming geliquideerd worden, waardoor een pensioenverplichting moet worden overgedragen of afgekocht en een R-C schuld van de DGA moet worden terugbetaald. Deze voorwaarden zorgen er tegelijk voor dat deze faciliteit weinig toegepast wordt, want er is vaak geen geld beschikbaar om pensioen of de rekening courant schuld af te wikkelen. Is er echter geen sprake van goodwill, stille reserves, pensioen of een rekening courant schuld, dan kan de BV zonder fiscale problemen geliquideerd worden en kunnen de activiteiten als eenmanszaak voortgezet worden. Een bijkomend voordeel van de firma met de eigen BV is dat de op basis van een goedkeuring een terugwerkende kracht kan worden toegepast.
Meestal is dat echter niet het geval, waardoor een andere weg gekozen moet worden. Eén van die wegen is het aangaan van een firma met de eigen BV, waarbij de firma de onderneming voortzet. De BV brengt dan het bedrijf in, en de DGA zijn arbeid, kennis en vlijt. Als de BV een voorbehoud maakt voor de stille reserves, hoeft hierover niet te worden afgerekend. De winstverdeling binnen de firma moet natuurlijk zakelijk worden bepaald. De facturen worden voortaan door de firma verstuurd, de BV stelt het bedrijf ter beschikking. Door het aangaan van de firma verschuift het inkomen van de DGA van een salaris naar winst uit onderneming, waardoor recht kan ontstaan op de zelfstandigenaftrek van € 3.750 (jaar 2024), de startersaftrek van € 2.123 en MKB-winstvrijstelling, een aftrek van 13,31% van de winst.
Van belang is verder dat nu de DGA firmant is, hij/zij dan met zijn privé-vermogen aansprakelijk wordt voor de schulden van de onderneming. Desgewenst kunnen huwelijkse voorwaarden worden opgesteld om bepaald vermogen veilig te stellen. Eventuele winst die niet nodig is om in het levensonderhoud te voorzien kan nu zelfs worden gebruikt om de rekening courant schuld af te lossen. Vaak de omgekeerde situatie dus als bij het ontvangen van een salaris van de BV. Als er vóór 1 oktober een schriftelijke firma-overeenkomst wordt opgesteld, kan de firma fiscaal terugwerken naar 1 januari van dat jaar. De fiscale faciliteiten zijn dan ook alsnog vanaf 1 januari van toepassing, zoals zelfstandigen- en startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Het in de tussentijd genoten salaris van de BV wordt achteraf in de aangifte inkomstenbelasting beschouwd als winst uit onderneming. De ingehouden loonheffing op het salaris wordt verrekend met de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting.
Nieuwe EU KOR
Vanaf 5 september, ontvingen 300.000 ondernemers die deelnemen aan de kleineondernemersregeling (KOR) een brief van de Belastingdienst, over de wijzigingen van de KOR en de introductie van de EU-KOR per 1 januari 2025. De KOR verandert. Zo wordt het afmelden van de KOR op ieder moment mogelijk en hoeven ondernemers niet meer minimaal 3 jaar deel te nemen aan de regeling. De EU-KOR is nieuw en maakt het voor Nederlandse ondernemers mogelijk om een btw-vrijstelling in een ander EU-land aan te vragen. In voorbereiding op de versoepelingen maakt de Belastingdienst ook het aanmelden voor de KOR makkelijker: vanaf 1 oktober melden ondernemers zich aan voor de KOR via Mijn Belastingdienst Zakelijk. De KOR is een btw-vrijstelling voor ondernemers met een jaaromzet tot € 20.000. Wie zich aanmeldt voor de KOR, hoeft in de meeste gevallen geen btw-aangifte meer te doen: je vraagt geen btw aan klanten, maar je kunt ook geen btw terugkrijgen over kosten. Of de regeling bij je onderneming past, hangt af van je persoonlijke situatie. Wie zich per 1 oktober, en voor 3 december, aanmeldt voor de KOR doet vanaf 1 januari 2025 mee. Vanaf dat moment veranderen de aan- en afmeldregels voor de regeling. Vanaf 1 januari 2025 kun je je vrijwillig afmelden voor de KOR. Nu ben je na aanmelding voor 3 jaar verbonden aan de KOR. Deze termijn van 3 jaar geldt straks dus niet meer. Als je geen gebruik meer wil maken van de KOR, kun je jouw afmelding vanaf 1 oktober doorgeven in Mijn Belastingdienst Zakelijk.
Vanaf 1 januari 2025 ben je, na afmelding van de KOR, alleen uitgesloten van deelname voor de rest van het lopende jaar waarin je je afmeldt en het jaar erop. Nu is het na afmelding pas na 3 jaar weer mogelijk om opnieuw deel te nemen aan de KOR. Straks kun je dus sneller weer deelnemen na afmelding.
Door deze versoepelingen wordt het mogelijk interessanter voor ondernemers om deel te nemen aan de KOR. Tot 1 januari 2025 kunnen ondernemers die zijn gevestigd in Nederland alleen de KOR in Nederland toepassen. Met de introductie van de EU-KOR kunnen ondernemers vanaf 1 januari 2025 ook een btw-vrijstelling aanvragen voor één of meer EU-landen waar zij zakendoen. Voor deelname aan de EU-KOR gelden een aantal voorwaarden. Zo moet de hoofdvestiging van de onderneming in Nederland zijn gevestigd en mag de jaaromzet maximaal € 100.000 bedragen (in alle EU-landen, inclusief Nederland).Ook het aan- en afmelden voor de KOR wordt makkelijker. Dit kan per 1 oktober voor de KOR alleen nog online via Mijn Belastingdienst Zakelijk. Voor de EU-KOR kan dit per 1 januari 2025. Eerder ging aan- en afmelden via een papieren formulier. Door aanmelding online mogelijk te maken, hoopt de Belastingdienst het voor ondernemers makkelijker te maken om hun belastingzaken te regelen. Door de nieuwe regels kan de KOR mogelijk voordelig voor je zijn, ook als dat eerder niet zo was.
ZZPer en ondernemer moeten geld reserveren voor pensioen en belastingen
Bijna 50% van de ZZPers en ondernemers in de inkomstenbelasting hebben spijt dat ze niet eerder zijn begonnen met pensioenopbouw. Ruim 60% van de ZZpers / ondernemers heeft het gevoel dat hun pensioen niet goed is geregeld (artikel de accountant oktober 2024). Er zijn voldoende fiscale mogelijkheden om aantrekkelijk een pensioen op te bouwen. In dit artikel een toelichting op de reserveringen die een ondernemer zou moeten toepassen.
Pensioen voor ondernemer of ZZPer
Als ZZPer heeft u recht op een AOW uitkering bij het bereiken van uw AOW leeftijd. Daarnaast kunt u zelf een pensioenvoorziening aanvullen via een lijfrente. Deze lijfrentepremie moet u betalen in het jaar dat u deze ten laste van uw inkomen wilt brengen en dit pensioen kan worden opgebouwd bij verzekeraars, banken of beleggingsinstellingen. De uitkering uit de lijfrente ontvangt u naast uw AOW uitkering. Voor de aftrek gelden wel een aantal voorwaarden. Het is niet meer mogelijk om in eigen beheer pensioen op te bouwen, ook de fiscale oudedagsreserve is in 2022 afgeschaft.
Reserveringen ondernemer of ZZPer
Een ondernemer moet een deel van zijn of haar winst reserveren voor belastingen, premies Zvw en zijn pensioen. Maar hoeveel moet er gereserveerd worden? In onderstaande tabel gaan we uit van een ondernemer die 35 jaar is en op zijn 68e met pensioen zou willen en tevens een AOW gaat ontvangen van ongeveer € 11.500 per jaar.
Staking onderneming en lijfrente
Staakt u uw onderneming (of een deel van uw onderneming) dan kunt u gebruik maken van een speciale regeling. U kunt in dergelijke gevallen ruim € 139.000 (cijfers 2024) als lijfrente in mindering brengen op uw stakingswinst. Bij oudere ondernemers (62 jaar of ouder) kan dit zelfs oplopen tot bijna € 560.000 (cijfers 2024). Ondernemers tussen de 52 en 62 jaar mogen maximaal (bijna) € 280.000 ten laste van de stakingswinst brengen.
Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen
Op dit moment is een merendeel van de zelfstandigen niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Een deel acht een verzekering niet nodig of vindt de kosten te hoog, maar een deel kan zich niet verzekeren door hun leeftijd, medische aandoening of medische geschiedenis. Bij langdurige uitval verliezen zij hun inkomen.
Het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (Baz) zorgt ervoor dat elke zelfstandige tot de AOW-leeftijd verzekerd is. Door deelname verplicht te stellen kunnen risico’s worden gedeeld en kosten relatief laag gehouden worden. De premie voor deze collectieve verzekering bedraagt 6,5% van het inkomen, met een maximum van € 195 per maand.
De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) gaat voorlopig niet door. De Belastingdienst en het UWV zeggen het plan van het kabinet niet te kunnen uitvoeren. Minister Eddy van Hijum is van plan om met een vernieuwd voorstel te komen, maar zegt dat dit niet mogelijk is voor de zomer.